- VakkenKies je groepKies je groep
-
Rekenen
-
Taal
-
Begrijpend lezen
-
Engels
-
Toetsen
-
Vreemde talen
-
De wereld
-
Verkeer
-
Tekenen
-
Adaptief rekenen
-
Rekenen
-
Taal
-
Spelling
-
Begrijpend lezen
-
Engels
-
Aardrijkskunde
-
Topografie
-
Geschiedenis
-
Natuur en techniek
-
Toetsen
-
Vreemde talen
-
Muziek
-
Verkeer
-
Tekenen
-
Adaptief rekenen
-
- Groepen
- Toetsen
- Leerkracht
Procenten berekenen
Hoe bereken je een percentage? Stel, je kind ziet in de speelgoedwinkel een bordje “20% korting” en vraagt wat dat betekent. Percentage berekenen lijkt misschien lastig, maar is een belangrijke vaardigheid die kinderen vanaf groep 7 op de basisschool leren. In het dagelijks leven komen procenten overal voor – van korting in winkels tot cijfers op rapporten. Veel kinderen vinden procenten berekenen in het begin best een uitdaging. Gelukkig houdt Squla het leren leuk: met duidelijke uitleg en speelse oefeningen krijgt je kind procenten snel onder de knie. Op deze pagina lees je alles over procenten en kun je direct met je kind procenten oefenen.
Wat zijn procenten?
Procenten worden gebruikt om een deel van een geheel aan te geven. In feite lijken procenten op breuken, alleen worden ze anders geschreven. Eén procent (1%) wil letterlijk zeggen één-honderdste (per 100). Het geheel staat bij procenten altijd gelijk aan 100%. We lichten dit toe met een voorbeeld:
Als je een pizza in vijf gelijke stukken verdeelt en één stuk opeet, heb je nog 4 van de 5 stukken over. In breuken schrijf je dat als 4/5 deel. Als percentage schrijf je dit als 80%. Hoe werkt dat? 100% is de hele pizza. Eén vijfde daarvan is 100% ÷ 5 = 20% per stuk. Als je één stuk (20%) opeet, blijft er dus 100% – 20% = 80% van de pizza over.Anders gezegd: 1% is één van de 100 gelijke delen. Bij 25% van iets gaat het om 25 van de 100 gelijke delen. Omdat 25 een kwart is van 100, weet je kind waarschijnlijk ook dat je dit kunt schrijven als 1/4. (Wie 100 deelt door 25 komt namelijk op 4 uit.)
Procenten, breuken en kommagetallen omrekenen
Procenten, breuken en kommagetallen hebben een onderling verband en je kind kan ze naar elkaar omrekenen. Belangrijk is om te onthouden dat ze allemaal een verhouding weergeven: een percentage is een deel van 100, net zoals een breuk een deel van een geheel voorstelt. Enkele handige regels:
- Procent → breuk: vermenigvuldig het percentage met 1/100 om het als breuk te schrijven. Bijvoorbeeld: 30% = 30 × 1/100 = 30/100. Vereenvoudig de breuk door teller en noemer door hun grootste gemene deler te delen (30/100 vereenvoudigd wordt 3/10).
- Procent → kommagetal: deel het percentage door 100. Hiermee verschuift de komma twee plaatsen naar links. Bijvoorbeeld: 15% = 0,15 (want 15 ÷ 100 = 0,15). Tip: Zet altijd een nul voor de komma, dus schrijf 0,15 en niet ,15.
- Breuk → procent: breid de breuk uit of reken om naar een noemer van 100 (honderdsten). Bijvoorbeeld: breuk 4/5. Reken uit hoeveel procent dit is door 100 ÷ 5 = 20, en vervolgens 4 × 20% = 80%. (4/5 deel is 80/100, oftewel 80%.)
Breuk → kommagetal: deel de teller door de noemer. Bijvoorbeeld: 1/4 = 1 ÷ 4 = 0,25.
Veelvoorkomende breuken en hun percentage/kommagetal:
| Breuk | Percentage | Kommagetal |
| 1/2 | 50% | 0,50 |
| 1/3 | 33⅓% | 0,33 |
| 1/4 | 25% | 0,25 |
| 1/5 | 20% | 0,20 |
| 3/4 | 75% | 0,75 |
| 4/5 | 80% | 0,80 |
(Let op: 1/3 is een repeterend kommagetal 0,333… en 33⅓% als percentage.)
Procenten berekenen: veelvoorkomende soorten sommen
Er bestaan verschillende soorten berekeningen met procenten. De ene keer moet je kind zelf een percentage uitrekenen, een andere keer een nieuw bedrag na een prijsverandering, of een oud bedrag terugrekenen uit een percentage. Hieronder zetten we de belangrijkste typen procenten-sommen op een rij, met uitleg en voorbeelden.
Percentage omzetten in een breuk
Soms moet je kind een gegeven percentage in een breuk omrekenen. Dit doe je door het percentage te schrijven als aantal honderdsten en daarna de breuk te vereenvoudigen:
- Schrijf als breuk met 100 als noemer: x% = x/100.
- Vereenvoudig de breuk door teller en noemer te delen door hun grootste gemene deler (g.g.d.).
Voorbeeld: Zet 30% om in een breuk.
- 30% als breuk is 30/100.
- De g.g.d. van 30 en 100 is 10. Deel teller en noemer door 10: 30/100 = 3/10.
Antwoord: 30% = 3/10 in vereenvoudigde breukvorm.
Percentage omzetten in een kommagetal
Een som kan ook vragen om een percentage als kommagetal te schrijven. De regel hiervoor is eenvoudig: deel het percentage door 100 (oftewel, verschuif de komma twee plaatsen naar links).
Voorbeeld: 15% van alle leerlingen houdt van pannenkoeken. Schrijf 15% als een kommagetal.
- Deel 15 door 100: 15 ÷ 100 = 0,15.
Antwoord: 15% = 0,15 als kommagetal. (Controle: 0,15 betekent 15 hundredsten, ofwel 15/100.)
Procentuele stijging of daling berekenen (percentage verandering)
Bij dit type som berekent je kind met hoeveel procent iets toeneemt of afneemt. Denk aan prijzen die duurder worden of juist korting krijgen. Gebruik hiervoor de volgende stappen:
- Bereken het verschil tussen de nieuwe waarde en de oude waarde: verschil = nieuw – oud.
- Deel het verschil door de oude waarde: verschil ÷ oud.
- Vermenigvuldig met 100% om het percentage te krijgen. Is het verschil positief, dan is dit een procentuele stijging; is het negatief, dan betreft het een procentuele daling.
Voorbeeld (prijsstijging): Een vakantie kostte vorig jaar €500 en dit jaar €600. Met hoeveel procent is de prijs gestegen?
● Verschil = 600 – 500 = 100.
● 100 ÷ 500 = 0,2.
● 0,2 × 100% = 20%. De prijs is 20% gestegen ten opzichte van vorig jaar.
(Je kunt dezelfde formule gebruiken als iets goedkoper wordt. Bij een prijsdaling zal stap 1 een negatief verschil geven, en komt er een lager percentage uit. De berekening werkt verder hetzelfde.)
Nieuwe hoeveelheid berekenen bij een procentuele stijging
Je kind kan ook moeten uitrekenen hoe een hoeveelheid groeit bij een gegeven percentage toename (of krimpt bij een afname). Hierbij bereken je eerst de toename/afname in aantallen en pas je die toe op de oorspronkelijke hoeveelheid.
Voorbeeld: Om 10:00 uur zijn er 50 mensen in een winkel. Ieder uur neemt dat aantal met 10% toe. Hoeveel mensen zijn er om 11:00 uur?
- Bereken eerst 10% van 50: 0,10 × 50 = 5 mensen.
- Tel dit aantal bij de oorspronkelijke hoeveelheid op: 50 + 5 = 55 mensen om 11:00 uur.
(Als er sprake was van een afname, zou je het berekende aantal juist aftrekken. Bijvoorbeeld bij 10% minder zou je 50 – 5 = 45 mensen overhouden.)
Oorspronkelijke hoeveelheid berekenen na een procentuele verandering
In winkels zie je vaak dat prijzen stijgen of dalen met een percentage (bijvoorbeeld prijsverhoging of korting). Soms krijgt je kind de nieuwe prijs en het percentage verandering, en moet hij of zij hieruit de oude oorspronkelijke prijs afleiden. Dit klinkt ingewikkeld, maar een eenvoudige formule helpt:
- Bij procentuele stijging: nieuwe hoeveelheid = 100% + p% van de oude. Met andere woorden, nieuw = (1 + p) × oud. Dus oud = nieuw ÷ (1 + p).
- Bij procentuele daling: nieuwe hoeveelheid = 100% – p% van de oude. Dus nieuw = (1 – p) × oud. Hier geldt oud = nieuw ÷ (1 – p).
Voorbeeld 1 (prijsstijging): Een nieuw computerspel is 10% duurder geworden en kost nu €55. Wat was de oude prijs?
- Na stijging betaalt men 110% van de oude prijs (100% + 10% extra). In factorvorm is dat 1,10 × oud = nieuw.
- Bereken oud = €55 ÷ 1,10 = €50. (Controle: 50 + 10% van 50 = 50 + 5 = 55.)
Voorbeeld 2 (korting): Een spel kost nu €45 na 25% korting in de uitverkoop. Wat was de originele prijs?
- Na korting betaalt men nog maar 75% van de oude prijs (100% – 25%). In factorvorm: 0,75 × oud = nieuw.
Bereken oud = €45 ÷ 0,75 = €60. (Controle: 25% van 60 = 15; 60 – 15 = 45.)
Totale hoeveelheid berekenen uit een deel en percentage
Tot slot moet je kind kunnen uitrekenen hoe groot het totaal is als een deel en het bijbehorende percentage gegeven zijn. Dit is eigenlijk het omgekeerde van een percentage berekenen. Een handige manier is via de 1%-methode (verhoudingstabel):
Stel, in een bus zitten 20 personen en de bus is daarmee voor 40% gevuld. Hoeveel personen passen er in totaal in de bus (100%)? We weten: 20 personen = 40% van totaal.
Bereken eerst hoeveel 1% is: deel het gegeven aantal door het percentage.
- 1% = 20 ÷ 40 = 0,5 persoon.
Vermenigvuldig dit antwoord vervolgens met 100 om 100% te krijgen:
- 100% = 0,5 × 100 = 50 personen in totaal.
Met een verhoudingstabel ziet dat er zo uit:
| Aantal mensen | ? | 20 |
| Percentage | 100 | 40 |
Door kruislings te rekenen (100 × 20 ÷ 40) vind je dat 50 mensen 100% vertegenwoordigt. Er passen dus in totaal 50 mensen in de bus.
Rekenen met procenten in groep 7 en 8
In groep 7 maakt je kind voor het eerst kennis met procenten. De basis wordt rustig opgebouwd, vaak met herkenbare voorbeelden (zoals korting in een winkel). Je kind leert in groep 7 onder andere:
Uitrekenen van nieuwe prijzen of aantallen bij makkelijke percentages. Bijvoorbeeld: prijs met 50% korting, of 25% erbij. (Vaak worden eerst mooie percentages als 50% of 25% gebruikt om het concept te oefenen.)
● Begrijpen dat een totaal altijd 100% is, en aanvullen tot 100% (bijv. 30% + 70% = 100%). ● Eenvoudige berekeningen met percentages, hoeveelheden en hele getallen, ● Uitrekenen van nieuwe prijzen of aantallen bij makkelijke percentages. Bijvoorbeeld: prijs met 50% korting, of 25% erbij. (Vaak worden eerst mooie percentages als 50% of 25% gebruikt om het concept te oefenen.)
In groep 8 wordt het rekenen met procenten verder verdiept en gaat het tempo omhoog. Je kind leert in deze groep:
● De 1%-regel te gebruiken: 1% van een hoeveelheid berekenen door te delen door 100 (of te vermenigvuldigen met 0,01).
● Snel uitrekenen hoeveel bijvoorbeeld 35% van 80 is, met een korte berekening: 0,35 × 80 = 28.
● Kortingspercentages te berekenen als de oude prijs en nieuwe prijs bekend zijn (hoeveel procent korting is gegeven?).
● De oorspronkelijke prijs uitrekenen op basis van een kortingspercentage en de nieuwe prijs (zoals in het voorbeeld van €45 na 25% korting naar €60 origineel).
Berekenen hoeveel procent iets toegenomen of afgenomen is, of hoeveel procent winst of verlies er behaald is, gegeven de begin- en eindwaarde.
Online oefenen met procenten
Het ene kind heeft het rekenen met procenten zo onder de knie, terwijl het voor het andere kind wat lastiger is. In alle gevallen kan extra online oefenen veel helpen – zolang het maar leuk is, blijft je kind gemotiveerd. Op Squla leert je kind spelenderwijs alles over procenten. In de leuke quizzen en games komen allerlei procenten-vaardigheden aan bod. Je kind kan op Squla onder meer:
- Procenten omzetten in breuken en kommagetallen (en vice versa).
- Rekenen met procenten in praktijksituaties, zoals bij winst, rente, korting of BTW.
Krijgt je kind bijvoorbeeld zakgeldverhoging of een prijs met korting te zien? Stel dat een paar schoenen in de uitverkoop 75% goedkoper is. Weet je kind wat de nieuwe prijs is? Op Squla leert hij of zij dit soort vragen stap voor stap oplossen in een veilige game-omgeving. Ga vandaag nog aan de slag met procenten oefenen op Squla! Je zult merken dat je kind met plezier leert en steeds zelfverzekerder wordt in rekenen. Squla belooft leuk leren met resultaat. Geef je kind meer zelfvertrouwen en leerplezier met de quizzen en games van Squla. Niet tevreden? Dan ontvang je binnen 30 dagen je geld terug!
Werkbladen om te oefenen met procenten
Oefenen met percentages kan niet alleen door middel van quizzen en spellen, maar ook met behulp van werkbladen. Hieronder vind je een aantal werkbladen om te oefenen met procenten, zodat je kind direct aan de slag kan.