Spellen met lange en korte klanken

Pim

Om woorden correct te spellen, moet er voldoende basiskennis zijn over lange en korte klanken. Helaas is dit voor ouders vaak moeilijk uit te leggen. Dankzij autocorrectie op onze mobiele telefoons en in schrijfprogramma’s als Word hoeven we nog amper zelf na te denken over een correcte spelling. Daarom is het goed om de vuistregels even weer op te frissen. Dit kan helpen bij het uitleggen van lezen en schrijven aan je kind.

Het verschil uitleggen tussen een letter en een klank

Kinderen zien vaak geen onderscheid tussen letters en klanken. Leg daarom uit dat het alfabet 26 letters heeft: van a tot en met z. Dat is basiskennis. Onze gesproken taal heeft veel meer dan 26 letters aan klanken. Dat komt doordat letters niet altijd hetzelfde klinken.

Letters krijgen vaak een andere klank aan het begin, midden of eind van een woord. Hoe letters klinken, hangt ook af van of het een lange of een korte klank is. Het is belangrijk om korte en lange klanken te begrijpen, omdat dit het houvast is om te leren lezen en schrijven. Een kind dat denkt dat een klank en een letter hetzelfde is, ontcijfert het woord verkeerd. Dat heeft een negatieve invloed op het lezen en schrijven van woorden.

Enkele klinkers onthouden

Om lange en korte klanken te oefenen, is het belangrijk te begrijpen dat er enkele en dubbele klinkers zijn. Deze moeten uit het hoofd geleerd worden. De enkele klinkers zijn a, e, i o, u. Op de basisschool leert je kind deze klinkers kort uit te spreken, als ah, eh, ih, oh, uh.

Het zou te veel zijn om meteen te beginnen met verschillende klanken. Daarom wordt de klinker eerst als één klank geleerd, zodat er een basisbegrip ontstaan. Dat de letter ‘i’ ook als ‘ie’ kan klinken (als in: ski), wordt nog nog niet behandeld.

Dubbele klinkers oefenen

De dubbele klinkers zijn aa, ee, ie, oo en uu. Deze dubbele klinkers vinden we terug in woorden als ‘baat’, ‘beet’, ‘biet’, ‘boot’ en ‘buut. Kinderen leren deze klinkers als één letter, ook al zijn het er twee. Het woord ‘boom’ wordt vaak gebruikt om klanken te ontbinden.

Medeklinkers

Bij de korte klank is het noodzakelijk dat er voldoende kennis aanwezig is over de medeklinkers. In het alfabet hebben we er 20 van. De s/z, de f/v, de p/b/ en de t/d lijken in uitspraak te verschillen, maar soms is er geen verschil in de letters te horen. De plaats van de medeklinker bepaalt hoe ze klinken in een woord.

Zo klinkt de letter ‘d’ in het woord ‘pad’ als een ‘t’, maar als een ‘d’ in ‘paden’. En een stapje moeilijker: in het woord ‘cacao’. Hier zit geen ‘k’, maar twee ‘c’’s in, die als een ‘k’ klinken.

Lange klanken oefenen

Hoe weet jouw zoon of dochter nu wanneer er een lange klank wordt gebruikt of een korte klank? En hoe moet er dan omgegaan worden met de spelling? Bij een lange klank geldt de volgende vuistregel:

‘Als je aan het eind van een lettergreep een lange klank hoort (aa, ee, oo of uu), dan gebruik ik daar maar één letter voor’. Er moet dus een a, e, o of u geschreven worden. We zien dit terug in de woorden ‘kamer’, ‘beren’, ‘bomen’ en ‘buren.

Dit kan ook onthouden worden aan de hand van dit ezelsbruggetje:

‘Lange klanken hebben pech, ik haal gewoon een letter weg! Behalve de ee, die doet niet mee’ In plaats van één letter schrijf je bij ‘ee’ er toch twee.

Korte klanken oefenen

Korte klanken worden vaak als iets gemakkelijker ervaren, omdat het woord zo geschreven mag worden zoals je kind het hoort. Ui, ei, ij, oe, eu, au, ou en ie worden precies als de klank geschreven. We noemen deze korte klanken ook wel ‘tweetekenklanken’, omdat ze twee tekens hebben.

Voorbeelden van woorden met een tweetekenklank zijn ‘buiken’, ‘meiden’, ‘kijken’, en ‘boeken’. Let wel op de ie, want daar geldt een uitzondering voor: ‘liter’, ‘gitaar’, ‘finale’, ‘diploma’ en ‘idee’ worden niet met ‘ie’, maar een i gespeld.

De volgende regel moet onthouden worden:

‘Hoor je een korte klinker aan het eind van een lettergreep? Ga dan met twee dezelfde medeklinkers door!’

Twee voorbeelden:
Knopen klinkt als ‘knoopen’, dus er moet één medeklinker geschreven worden.
Knoppen klinkt als ‘knoppen’, dus dubbele medeklinkers.

Vijf manieren om je kind beter te leren spellen

Pim

Het is belangrijk voor je kind om al vroeg te beginnen met het aanleren van correct Nederlands. Er zijn een aantal manieren om kinderen beteren te leren spellen. Deze manieren kunnen worden toegepast op elke taal ter wereld. Deze tips zijn afkomstig van de Amerikaan Richard Gentry. Hij promoveerde op dit onderwerp. In dit blog sommen wij 5 tips voor jou op. Zo kan je samen met jou kind aan de slag en wordt hij of zij een kei in spellen!

Manier 1: Spelling interessant maken

De meeste kinderen vinden spelling maar saai en frustrerend. Er zijn zoveel moeilijke regels om te onthouden. Je kunt als ouder het spellen interessanter maken door samen films over spelling te kijken. Denk bijvoorbeeld aan Spellbound en Akeelah and the Bee. Dit zijn films die gaan over Amerikaans spellingwedstrijden. Je kunt thuis zo’n mini-spellingwedstrijd organiseren.

Kortom: zorg ervoor dat spelling meer gaat leven. De associatie met aan een tafeltje zitten en schrijven komt dan wat meer op de achtergrond te staan. Misschien kun je een mini-spellingwedstrijd nog leuker maken door daadwerkelijk een prijs aan de wedstrijd te binden.

Manier 2: Woorden opschrijven (in de lucht)

Voor veel ouders is het moeilijk voor te stellen dat zoon of dochter zal vragen hoe een woord gespeld wordt, maar dat moment gaat een keer komen. Vraag hem of haar eerst zelf een poging te doen en maak duidelijk dat het niet erg is om fouten te maken. Het woord hoeft niet per se op papier opgeschreven te worden.

Vaak wordt nog wel eens geoefend met het spellen in de lucht. Je kind maakt dan de beweging met de vinger, in de lucht. Dit helpt om de spelling te onthouden. Op deze manier staat er minder druk op het schrijven op papier. Wel is het goed om op een gegeven moment toch echt het schrijven op papier te oefenen.

Manier 3: Spelend leren

Spelend leren is leuker leren. Het blijft beter hangen dan eindeloos de spellingsregels opdreunen. Oefen door woordspelletjes te doen. Zo kun je bijvoorbeeld kaartjes schrijven en doorknippen. De letters moeten dan bij elkaar gepuzzeld maken. Bij spelling met een d of een t aan het eind zou je bijvoorbeeld de eindletters weg kunnen knippen. Je maakt dan twee kaartjes met een d en een t erop. Deze kunnen achter het woord gelegd worden.

Zo zijn er nog talloze andere spelletjes te verzinnen. Google maar eens naar dit soort spelletjes. Er gaat een wereld voor je open. Deze spelletjes helpen om je kind te leren begrijpen waarom een woord zo gespeld wordt.

Heb je iets minder inspiratie? Doe samen eens een kruiswoordpuzzel of een woordzoeker. Veel kinderen vinden dit leuk, omdat het resultaat meteen verschijnt. Leuk voor het slapengaan!

Manier 4: Het woordenboek en apps

Laat je kind ook zelf uitzoeken hoe een woord gespeld moet worden. Doe dit door woorden samen op te zoeken in het woordenboek. Probeer in eerste instantie gebruik te maken van een fysiek woordenboek. Dan leert je kind ook meteen hoe hij of zij een woordenboek gebruikt. Je mag natuurlijk helpen, maar laat je kind het eerst zelf proberen.

Je kunt ook een online woordenboek of een app gebruiken. Het gaat erom dat je niet voorzegt hoe iets gespeld moet worden, maar dat er echt een opzoekopdracht aan verbonden is.

Manier 5: Boeken lezen

Boeken lezen is één van de beste manieren om goed te leren spellen. Daarin hebben ouders een belangrijke rol: ze moeten een goed voorbeeld geven. Tegenwoordig wordt vaak het argument gegeven dat kinderen al veel lezen van computerschermpjes, maar dit is niet ten voordele van de spelling.

Dat zit zo: appjes van vrienden en berichten op Facebook zijn niet altijd correct gespeld. Hierdoor kan je kind foutieve spelling overnemen. Door boeken te lezen, worden woorden geleerd die 100% goed gespeld zijn. Laat je kind voor het slapengaan een leuk boek uitzoeken. Bied variatie in boeken van eigentijdse schrijvers.

Persbericht: Zo belangrijk is een rijke woordenschat als een kind leert lezen

Pim

Hoeveel woorden een kind kent, heeft invloed op zijn taalvaardigheid. Het bepaalt hoe goed hij leert lezen en luisteren op de basisschool. Begint een kind in groep 3 al met een lage woordenschat, dan kan hij daar de rest van zijn (school)carrière last van hebben.

Goedmaken, ridder, versiering, metselen. En wat dacht je van mengen, avondeten en kruispunt? Het is zomaar een greep uit de Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters (BAK), met daarop zo’n 2000 woorden die een kind zou moeten beheersen als hij naar groep 3 gaat. De lijst is ontwikkeld in opdracht van de Gemeente Amsterdam om taalachterstanden in de klas tegen te gaan. Want hoewel de meeste kinderen bij de start van de basisschool genoeg woorden kennen, zijn er ook kleuters die maar 300 woorden beheersen, of zelfs nog minder. Door deze achterstand hebben niet alle kinderen een gelijke startpositie op de basisschool. 

Waarom is dat erg? Uit internationaal onderzoek blijkt dat woordenschat een voorspellende factor is voor leesvaardigheid op latere leeftijd. Anders gezegd: hoe meer woorden een kleuter kent, hoe makkelijker hij leert lezen op de basisschool. Dat is belangrijk, want lezen helpt niet alleen bij het vak taal, maar ook bij rekenen, aardrijkskunde en zelfs bij gym. Denk maar eens aan het interpreteren van instructies: daar heeft een kind een goede dosis taalkennis voor nodig.

Meer laaggeletterdheid

Kinderen die aan het begin van de basisschool niet goed leren lezen, halen deze achterstand maar moeilijk in. Dit heeft ook gevolgen voor de verdere (school)carrière. De Onderwijsinspectie concludeerde eerder dit jaar dat leerlingen steeds minder goed presteren op vakken als taal en rekenen en dat een groeiende groep jongeren zelfs laaggeletterd van school komt. Volgens Stichting Lezen en Schrijven hebben 2,5 miljoen volwassenen in Nederland moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. 

Om die reden ontwikkelde het Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Anderstaligen (ITTA) de BAK. Docenten van basisscholen in heel Nederland gebruiken deze woordenlijst om taalachterstanden in de klas weg te werken, en om te zorgen dat elk kind aan het einde van groep 2 min of meer dezelfde woorden kent. Zo begint iedereen op hetzelfde niveau met leren lezen. Ook Squla vindt het belangrijk dat elk kind met gelijke kansen aan groep 3 begint. Daarom werd WoordExtra ontwikkeld: een gratis tool waarmee kleuters en peuters op een leuke manier BAK-woorden kunnen leren.

Leren lezen

Jeanne Kurvers was universitair hoofddocent aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Nu ontwikkelt ze lesmaterialen voor kinderen en volwassenen die Nederlands leren. Hoe belangrijk woordenschat is bij het begrijpen van taal, legt ze uit aan de hand van een voorbeeld. ‘Stel: je ziet een plaatje met een fiets, een auto en een vliegtuig. De vraag luidt: Wat is het minst snelle voertuig? Als je wel het woord ‘snel’ kent, maar niet in combinatie met ‘minst’, beantwoord je de vraag waarschijnlijk verkeerd.’ 

Nu is er niet meteen reden tot zorg als een kind nog nooit het woord ‘hupsakee’ (ook op de BAK-lijst) heeft uitgesproken. Of als hij geen idee heeft wat een woonwagen is. ‘Als de woordenschat van een kind nog niet op peil is, betekent dit niet automatisch dat hij achter blijft lopen,’ legt Kurvers uit. ‘Of je goed leert lezen, is van veel meer factoren afhankelijk. Hoe makkelijk je leert en hoe intensief je wordt begeleid, bijvoorbeeld.’

Voorlezen helpt

Maar het kan nooit kwaad om de woordenschat van je kleuter op te krikken. Wat kun je als ouders doen? De eerste tip van Kurvers: ‘Lees voor, lees voor, lees voor. Elke dag.’ En: betrek je kind bij huishoudelijke klusjes. ‘Bijna alle belangrijke woorden zitten in één wasmand. Daar vind je rood, blauw, geel, groot, klein, bolletjes, strepen, stipjes. Als je samen met je kind de was opvouwt en in de la legt, kun je veel woorden laten passeren. En zo kom je ook bij een bezoekje aan de kinderboerderij een heel eind.’ 

Ook handig: uitgebreid antwoord geven op de vragen van je kind. Als hij vraagt ‘Mag ik een snoepje?’ kun je ‘Nee’ zeggen, maar je kunt ook uitleggen waarom dat niet zo slim is als hij net zijn tandjes heeft gepoetst. Hetzelfde geldt voor het benoemen van plaatjes. Kurvers: ‘Stel daar ook vervolgvragen bij. Bijvoorbeeld bij een huilend kindje in de speeltuin: ‘Waarom huilt hij, denk je? En wat zal hij daarna doen?’ Een kindje leert zo verbanden te leggen. En dit helpt weer bij het begrijpen van taal.’

—————————— EINDE PERSBERICHT ——————————

Noot voor de redactie:

Bronnen:

  • Stæhr, L. S. (2008). Vocabulary size and the skills of listening, reading and writing. Language Learning Journal, 36(2), 139-152.
  • Lervåg, A., & Aukrust, V. G. (2010). Vocabulary knowledge is a critical determinant of the difference in reading comprehension growth between first and second language learners. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 51(5), 612-620.
  • Kleemans, T., Segers, E., Verhoeven, L. (2018). Role of linguistic skills in fifth-grade mathematics. Journal of Experimental Child Psychology 167 (2018) 404–413
  • Grienfield Spira, E., Storch Bracken, S.& Fischel, J. (2005). Predicting Improvement After First-Grade Reading Difficulties: The Effects of Oral Language, Emergent Literacy, and Behavior Skills. Developmental Psychology Copyright 2005 by the American Psychological Association 2005, Vol. 41, No. 1, 225–234 

Over Squla
Squla is de afgelopen negen jaar uitgegroeid tot marktleider op het gebied van online lesprogramma’s. Op dit moment oefenen en spelen ruim 150.000 kinderen gemiddeld 90 minuten per week thuis op Squla. Squla biedt voor scholen een gratis login om ook tijdens schooltijd de les te verrijken met de online quizzen en games. Meer dan 600.000 basisschoolleerlingen maken hier op dit moment gebruik van. Voor alle peuters en kleuters heeft Squla WoordExtra ontwikkeld, een gratis tool waarmee kinderen de noodzakelijke woorden kunnen leren die ze nodig hebben voor een goede start in groep 3. Wilt u meer weten of een proefaccount aanvragen, neemt u dan contact op met Inge Verberk, telefoonnummer 06-48793094 of inge.verberk@squla.com.

5 redenen om Squla in de klas te gebruiken

Pim

Zo’n 20.000 leerkrachten gebruiken Squla in de klas als aanvulling op de lesstof. Niet zo gek ook, want leerlingen vinden Squla leuk! Om leerkrachten beter inzicht te geven in de resultaten per leerling is het Squla in de klas-account nu aangevuld met de mogelijkheid om een account te creëren voor alle leerlingen. Nog een goede reden om Squla in de klas te gebruiken. Deze en 4 andere redenen hebben we voor u op een rij gezet.

1. Squla is de meest complete aanvulling op de lesstof

Squla bevat als enige online oefenprogramma álle basisschoolvakken. Leerlingen kunnen oefenen in rekenen, taal en begrijpend lezen, maar ook in topografie, geschiedenis en natuur & techniek. Daarnaast bevat Squla nog Engels, aardrijkskunde en spelling. Extra op Squla zijn de vakken sociale vaardigheden, Checkit en de toetsen-modules.

2. Squla is gratis voor leerkrachten

Squla is kosteloos voor gebruik in de klas. Dat was het, dat is het en dat blijft het. Leerkrachten zijn de spil van het onderwijs, en we vinden dat juist zij die voor de klas staan gebruik moeten kunnen maken van Squla om de lessen nóg leuker en gevarieerder te maken.

3. Als leerkracht bepaalt u zelf hoe u Squla inzet

U kunt Squla op een digibord spelen of juist uw leerlingen individueel aan het werk te zetten. Zo horen wij van klassen die Squla gezamenlijk op vrijdagmiddag spelen, maar ook dat leerkrachten Squla inzetten om individuele leerlingen die moeite hebben met bepaalde vakken extra te laten oefenen. Of kinderen die al wat verder zijn in de lesstof een groep hogen te laten oefenen. U houdt zelf de regie om te bepalen hoe u Squla wil gebruiken in uw lessen.

4. Uw leerlingen kunnen oefenen met de Cito-vraagstelling

Regelmatig horen wij dat leerlingen goed op niveau zijn maar dat de Cito-toetsen toch niet op zo goed worden gemaakt. Kinderen schrikken soms van de manier waarop de vragen op de Cito-toetsen worden gesteld omdat deze anders is dan die van de juf of meester. Oefenen met deze vraagstelling helpt ze om toch goed te scoren op de Cito-toets. Squla bevat Cito-modules vanaf groep 3, dezelfde groep als waarin de Cito-toetsen worden afgenomen.

5. Nieuw: maak een eigen account aan voor uw leerlingen!

Het is vanaf nu ook mogelijk om voor al uw leerlingen een eigen account aan te maken. In de plaats van te spelen op 1 Squla in de klas-account te spelen, kunnen zij met een eigen inlognaam en wachtwoord op Squla. Hiervoor heeft u het nieuwe Squla in de klas-account nodig. Heeft u al een Squla in de klas-account? Zet deze hier gemakkelijk om naar het nieuwe account. Indien u nog geen Squla in de klas-account heeft, kunt u zich hier aanmelden.

De voordelen van het nieuwe account

  • U krijgt inzicht in de voortgang van alle leerlingen, uitgesplitst per vak.
  • De leerlingen krijgen een volledig eigen account om in te spelen.
  • Squla in de klas is kosteloos voor leerkrachten en leerlingen

Direct aan de slag met het nieuwe Squla in de klas? Zet uw account gemakkelijk om naar het nieuwe account en voeg uw leerlingen toe! Heeft u nog vragen? Zoek uw vraag op in onze FAQ’s, of stuur een e-mail naar klantenservice@squla.nl.

Werkwoordspelling: d of t aan het eind?

Pim


Werkwoordspelling wordt door veel kinderen als ingewikkeld ervaren. Er zijn talloze regels die onthouden moeten worden. Gelukkig zijn er simpele voorbeelden te verzinnen om de spelling te onthouden. Voor veel ouders is het ook even geleden dat ze voor het laatst een dictee hebben gehad en de sms-taal heeft ook niet bijgedragen aan de spelling. Daarom is deze opfriscursus ook voor ouders bedoeld, zodat zij de volgende generatie ook goed kunnen leren spellen.

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen

Om werkwoorden op een goede manier te vervoegen, moet het kind de stam van een werkwoord te ontdekken. Deze kan ontdekt worden aan de hand van de ik-vorm: ‘ik loop’, ‘ik fiets’, en ‘ik ren’ kunnen als voorbeeld dienen.

Leg uit dat er een paar regels zijn bij het spellen. Werkwoorden met ‘Ik’ ervoor krijgen geen extra letter, maar ‘Jij’ wel, namelijk een ‘t’. Ook ‘hij, zij en het’ krijgen een ‘t’. Bij de meeste kinderen gaat het vervoegen van werkwoorden zonder een d aan het eind van de stam prima, maar het gaat fout bij letters die met een d eindigen.

Een voorbeeld van een woord met een d aan het eind van de stam is ‘worden’. De stam is ‘word’. Dat houdt niet in dat het ‘ik wordt’, jij wordt’, ‘hij wordt’ of ‘ik word’, ‘jij word’ of ‘hij word’ is. De regels blijven gelden, ondanks de letter d. Daarom is het dus ‘ik word’, ‘jij wordt’ en ‘hij wordt’.

Bij de jij-vorm is een verschil. Daar komt geen ‘t’ als het werkwoord voor ‘jij’ staat. Dus ‘Loop jij?’ in plaats van ‘Loopt jij?’. De t wordt weggelaten bij werkwoorden met een ingebouwde d.

De verleden tijd en het voltooid deelwoord

Veel kinderen hebben moeite met de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Het is goed te onthouden dat bij de verleden tijd een werkwoord nooit op ‘dt’ tegelijk eindigt. Voltooid deelwoorden kunnen het best worden vervoegd in de verleden tijd. Wat je kind hoort, schrijft hij of zij op als voltooid deelwoord. Hoe werkt dit nu precies?

Allereerst de verleden tijd. Dat is altijd stam + te of de. Dat is gemakkelijk om te onthouden: ‘ik rende’, ‘jij rende’ en ‘hij rende’. Hetzelfde kan met een ‘t’: ‘ik pakte’, ‘jij pakte’ en ‘hij pakte’. Tot dusver is het goed te onthouden.

Bij het voltooid deelwoord wordt het echt ingewikkeld. Veel kinderen schrijven ‘Het vliegtuig is geland’ als ‘Het vliegtuig is gelant’. Ze zitten nog met die -t aan het eind van het werkwoord. Dit kan worden voorkomen door het voltooid deelwoord in de verleden tijd te zetten. Je hoort een d in ‘Het vliegtuig landde’, daarom geldt ook een d bij het voltooid deelwoord. Bij ‘maken’ is de verleden tijd ‘maakte’. Je hoort een t. Daarom schrijf je bij het voltooid deelwoord ook een t.

Ook het aloude kofschip of fokschaap kan worden gebruikt. Het komt er op neer dat woorden waarvan de stam eindigen op ‘k’ of ‘f’ geen d, maar een t krijgen aan het eind.

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Nog ingewikkelder is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Als een kind eenmaal herkent dat het om een bijvoeglijk naamwoord gaat, wordt het gemakkelijker. Met ‘bijvoeglijk’ bedoelen we altijd dat er een eigenschap wordt toegegeven. Met andere woorden: het zegt iets over het woord dat erachter staat. Het is belangrijk om dit helder te krijgen.

Een voorbeeld: ‘het schip strandde’ is de verleden tijd en ‘het schip is gestrand’ is het voltooid deelwoord. Wat is dan het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord? ‘Het gestrande schip’. Je kind mag onthouden dat we deze altijd zo kort mogelijk schrijven. Dubbele klinkers zijn dus overbodig.

Er is wel een uitzondering: als het voltooid deelwoord een korte klinker heeft. Bijvoorbeeld bij ‘verrot’: ‘het hout verrotte’ is de verleden tijd, ‘het hout is verrot’ is het voltooid deelwoord en ‘het verrotte hout’ is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

De gebiedende wijs

De gebiedende wijs lijkt verwarrend omdat het een uitzondering is, maar het is simpel. In alle gevallen geldt dat er geen extra t wordt toegevoegd. Daarom schrijven we dus: ‘Kom erbij!’, ‘Loop harder!’ en ‘Houd je vast!’

Hoe vergroot je de woordenschat van je kind?

Pim

Het vergroten van de woordenschat is een taak waar op school veel aandacht aan wordt besteed. We staan er niet zo vaak bij stil, maar naarmate een kind ouder wordt, groeit de woordenschat mee. Dit is een proces waar ouders een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
Al in groep 1 begrijpen kleuters ongeveer 4000 woorden. Daarvan gebruiken ze de helft om zelf gesprekken te kunnen voeren. Ieder jaar komen er duizenden woorden bij. Aan het eind van de basisschool kunnen kinderen ongeveer 15000 woorden actief gebruiken.

Waarom is een grote woordenschat belangrijk?

Het is belangrijk dat kinderen een grote woordenschat hebben. Het is onlosmakelijk verbonden met succes op school. Alle taalvaardigheden zijn gestoeld op woordbegrip. Of het nu gaat om begrijpend lezen of om het kunnen leren en lezen van teksten.

De woordenschat wordt aangeleerd door te spreken, luisteren en te lezen. In groep 3 leert je kind lezen. Kinderen die nog geen voldoende woordenschat hebben, ervaren vaak moeilijkheden met het leren lezen. Uit onderzoek blijkt ook dat kinderen met een beperkte woordenschat minder goed presteren op school. Voor deze kinderen heeft Squla WoordExtra ontwikkeld. Met leuke spelletjes worden de 2000 woorden die zouden moeten kennen geoefend. Alle woorden worden hardop voorgelezen zodat ook de juiste uitspraak wordt geleerd. Verder in dit blog geven wij vijf tips hoe jij als ouders kan helpen om de woordenschat van je kind te vergroten.

Tip 1: Voorwerpen benoemen

Nu het duidelijk is waarom kinderen moeten werken aan hun woordenschat, vraag je je misschien af: “Hoe kan ik mijn kind helpen?” Een eerste goede stap is al het benoemen van voorwerpen. Denk bijvoorbeeld aan voorwerpen in huis of onderweg naar school. Je doet er goed aan om meteen het lidwoord erbij te zeggen.

Wijs bijvoorbeeld naar de stoep en zeg: ‘De stoep’. Laat je kind het woord nazeggen. Gebruik niet alleen maar makkelijke woorden, maar ga ook een keer voor een moeilijk woord. Je zou ook ‘trottoir’ kunnen gebruiken in plaats van ‘de stoep’. Dit is voor je kind nog een gek woord, maar door het vaker te oefenen en uit te leggen dat ‘de stoep’ en ‘het trottoir’ hetzelfde zijn, worden er associaties gelegd.

Tip 2: Hetzelfde boek vaker voorlezen

Kinderen houden van herhaling en vertrouwdheid. Lees daarom regelmatig hetzelfde boek voor. Uit onderzoek van de Britse psycholoog Jessica Horst blijkt dat het voorlezen uit hetzelfde boek helpt om nieuwe woorden te onthouden en te herkennen. Volgens de psycholoog leren kinderen beter als informatie herhaald wordt.

Tip 3: Kinderwoordenboeken gebruiken

Er zijn speciale woordenboeken voor kinderen verkrijgbaar. Deze woordenboeken helpen ook om de woordenschat te vergroten. Een woordenboek klinkt misschien saai, maar dat zijn kinderwoordenboeken zeker niet. Ze sluiten namelijk aan bij bepaalde thema’s en bij welke woorden op een bepaald punt in de schoolcarrière in het vocabulaire opgenomen moet zijn. Deze boeken zijn ook verkrijgbaar als prentenboeken.

Tip 4: Woorden bij elkaar zoeken

Leren associëren is belangrijk. Organiseer daarom een spelletje waarbij woorden bij elkaar moeten worden gezocht. Zoek er ongeveer drie of vier. Schrijf ze op kaartjes en vergeet niet het lidwoord ervoor te zetten. Je kunt de kaartjes opfleuren door er een foto bij te zetten, leuke kleurtjes en een leuk lettertype te gebruiken.

Een voorbeeld kan zijn: de auto – de fiets – de trein – de taxi. Het gaat hier dan om manieren van vervoeren. Je kunt ook tegenstellingen gebruiken. Bijvoorbeeld: de nacht – de dag, groot – klein en beleefd – onbeleefd.

Het is belangrijk om de kaartjes op te hangen op een zichtbare plek en ze vaak te bespreken. Ga er een aantal keren per week mee aan de slag. Over het algemeen moet een kind zes tot twintig keer het woord hebben gezien en geassocieerd om het te onthouden.

Tip 5: 15 minuten per dag lezen

Kinderen die veel lezen, leren veel nieuwe woorden. Door 15 minuten per dag te lezen, leren ze 1000 nieuwe woorden erbij. Dit is een mooie aanvulling op het woordenschatonderwijs. Op school leren kinderen ongeveer 400 tot 800 nieuwe woorden per jaar.

Zorg ervoor dat het lezen geen verplicht nummertje wordt. Het moet leuk zijn om te doen. Zoek daarom samen een leuk boek uit, dat niet te moeilijk is om te lezen en spannend is opgebouwd. Of gebruik de de leesBINGO! 15 minuten gelezen met twee verschillende sokken aan? Of op de wc? Dan mag het vakje worden ingekleurd. Zijn alle vakjes ingekleurd? Maar dan jullie eigen leesBINGO.

Leestekens leren gebruiken

Pim

Zelfs voor volwassenen is het nog een hele klus: het juist gebruiken van leestekens. Waar hoort ook al weer een komma in de zin? En schrijf je wel alle afkortingen met puntjes? We vergissen ons er nog vaak in. Ook voor onze kinderen is het gebruiken van leestekens geen eitje. Squla zet daarom nog een keer alle regels op een rijtje.

Een punt zetten

Wanneer moet je een punt gebruiken? Het is goed om allereerst te beginnen met de regel dat ieder eind van de zin een punt krijgt. Ook afkortingen krijgen punten, als ze achteraan de zin staan: “De bouwmarkt verkoopt hout, tuinproducten, enz.”

Het is verwarrend dat niet alle afkortingen punten krijgen. Zo krijgen vaak afkortingen van organisaties geen punten. We spellen daarom gewoon: ‘CDA’, ‘NEC’, ‘EEG’ en ‘VARA’.

Wanneer gebruik je een komma?

Leg je kind uit dat we komma’s gebruiken om zinnen overzichtelijk te maken. Je kunt het uitleggen als: ‘Zonder een komma wordt een zin een brei van woorden.’ Niemand snapt een zin zonder komma’s. Wanneer gebruiken we komma’s?

  • Een komma gebruik je op een plaats in de zin waar je bij het hardop lezen even pauze neemt.
  • Bij een zin, die eigenlijk meerdere zinnen heeft, plaats je de komma voor en na de zin. Bijvoorbeeld: “Jan Peter, die altijd een appel meeneemt naar school, at vandaag een mandarijn.”
  • Als er twee persoonsvormen na elkaar komen. Bijvoorbeeld: “Toen ze thuis kwam, zag ze dat mama al een kopje thee voor haar had gezet.”
  • Als er een bijstelling wordt gebruikt (dit wordt vaak geleerd in de hogere groepen). Een voorbeeld: “Anna, het meisje met het blonde haar, heeft vandaag een paardenstaart.” 
  • Bij een opsomming. Hiermee bedoelen we: een lijst in een zin. Bijvoorbeeld: “Voor het avondeten kocht mama aardappels, groenten, vlees en een toetje.”

Uitroeptekens gebruiken

Een uitroepteken gebruiken we altijd aan het eind van een zin met een bevel of als je iets roept. “Hou daar mee op!” en: “Wat goed!” zijn voorbeelden van zinnen die een uitroepteken krijgen.

Misschien kent je kind het woord ‘bevel’ nog niet. Leg dit uit als een woord dat vertelt dat je iets moet doen. Niet over een tijdje, maar onmiddellijk. Waak er ook voor dat je kind niet achter elke zin een uitroepteken plaatst. Dit wordt vaak gedaan, omdat kinderen denken dat ze iedere zin kunnen uitroepen.

Vraagteken aan het eind van een vraag

Je kind kan het gebruik van een vraagteken onthouden aan de hand van de regel: ‘Een vraagteken komt aan het eind van een vraag.’

Een voorbeeld hiervan is: “Was jij de eerste in de les vandaag?”. Een voorbeeld waarbij geen vraagteken kan worden gebruikt, is: “De leraar vroeg me of ik de eerste was in de les”. Hoewel het woord ‘vragen’ in de zin wordt gebruikt, is het geen vragende zin.

Kinderen onthouden vragen aan de klank. Er wordt ze op school geleerd de zin lang af te sluiten en een hoge toon te plaatsen: “Was jij de eerste in de les vandaaaaaaaag?”

Puntkomma als scheiding

Een puntkomma zorgt voor een scheiding in de zin. Dit wordt pas in de bovenbouw geleerd. Sommige leerlingen op de middelbare school hebben nog moeite met de puntkomma. Het is daarom niet erg als er hier en daar nog foutjes worden gemaakt. Vaak wordt de puntkomma verward met de dubbele punt, omdat ze zo op elkaar lijken.

Een puntkomma scheidt twee zinnen. Je kunt je kind laten onthouden dat je een puntkomma ook zou kunnen vervangen door een punt. Een voorbeeld hiervan: “Ik ga het liefst op vakantie naar Zuid-Frankrijk; daar schijnt de zon altijd.”

Dubbele punt voor een opsomming of voor een zin

Een dubbele punt gebruiken we voor een opsomming, een verklaring of voor een zin die iemand gaat zeggen.

Bij een opsomming ziet dat er zo uit: “De voordelen van een nieuwe fiets zijn: je kunt er nog jaren op mee, hij ziet eruit als nieuw en de fiets is nu in de aanbieding.” Er komt geen komma voor het woord ‘en’.

Een dubbele punt kan ook komen als iemand een verklaring doet. Bijvoorbeeld: “Ik wil niet naar school: ik vind mijn klasgenoten niet aardig.”

Tot slot kan iemand ook iets gaan zeggen. Dit noemen we ook wel de directe rede. Een voorbeeld hiervan: “Ik zei: ‘Ik wil van de zomer niet naar Frankrijk’

Zijn er trucjes?

Voor veel vakken zijn er trucjes, maar voor de Nederlandse spelling geldt vaak dat er geleerd moet worden aan de hand van regels. Je kunt niet veel anders doen dan met je kind oefenen. Dit kan bijvoorbeeld met de oefeningen van Squla. Het gaat erom dat er een verband wordt gelegd tussen het leesteken en de bijbehorende regel.

Zo leer je je kind de lengtematen

Pim

Lengtematen zijn een belangrijk onderdeel van het rekenen. Kinderen beginnen er al mee als ze aan de watertafel in groep twee bekertjes water staan over te gieten. Door de jaren heen wordt het steeds moeilijker, omdat het steeds meer theoretisch wordt. In groep 5 komen kinderen voor het eerst in aanraking met millimeters, decimeters, hectometers en kilometers. Het gaat zeker gebeuren dat jouw zoon of dochter om hulp vraagt. Voor ouders zijn de maten zo vanzelfsprekend, dat het soms moeilijk is om het goed uit te leggen. Hoe kun je je kind het beste helpen met rekenen en lengtematen?

Tip 1: Laten meten met de handen

Het is niet heel nauwkeurig, maar het geeft wel een praktisch beeld van de lengtematen: meten met de handen. Hoeveel handen kun je naast elkaar leggen op tafel? Als je weet hoe breed de tafel is, kun je je kind een idee geven van hoe lang bijvoorbeeld een meter is. Zo kan een tafel bijvoorbeeld 15 handen zijn.

Om te laten zien dat er verschillende lengtematen zijn, kun je ook je onderarmen gebruiken. Op die manier wordt duidelijk dat je hetzelfde op verschillende manieren kunt meten, maar je dan wel moet omrekenen.

Tip 2: Hoe groot is?

Aansluitend op de eerste tip kun je je kind leren hoe dik, breed of groot iets ongeveer is. Je kunt het menselijk lichaam hiervoor gebruiken. Leer je kind bijvoorbeeld dat een millimeter even dik is als een nagel en dat een centimeter ongeveer de breedte van een nagel is.

Een decimeter is ongeveer de lengte van het puntje van de duim tot het begin van de pols. Een meter is een hele grote stap. Dit werkt prima voor kleinere maten, maar op een gegeven moment komen ook de grotere maten in het spel.

Een decameter is 10 meter: ‘10 hele grote stappen’. Je kunt dit aantonen door de afstand van de voordeur tot de achterdeur te laten zien, als je in een rijtjeswoning woont. Een hectometer is tien keer zoveel: de afstand van jullie huis naar een buurjongen.

Om een besef te geven van kilometers, leg je een punt in de buurt vast. Dat kan bijvoorbeeld school of de supermarkt zijn. Dankzij Google Maps kun je dit ook weergeven op een kaart, waardoor er ook al enig kaartenbesef ontwikkeld wordt.

Tip 3: Pak het meetlint erbij

Laat elke lengtemaat zien op een meetlint of op de rolmaat. Toon aan dat 10 kleine streepjes (millimeters) in een centimeter passen. Dan wordt het logisch dat er 10 centimeters in een decimeter passen: oftewel 10 keer 10 millimeter. In een meter zitten dan ook 10 decimeters. Door dit aan te leren, kun je je kind een schema aanleren.

Tip 4: Kan het dametje met de centimeter meten?

Uit onderzoek van David Mitchell blijkt dat geheugenstrategieën en ezelsbruggetjes goed werken voor kinderen. Bij lengtematen wordt vaak het ezelsbruggetje ‘Kan het dametje met de centimeter meten’ gebruikt. Hierbij pak je de eerste letters van de woorden:

Kan (=km) het (=hm) dametje (=dam) met (=m) de (=dm) centimeter (=cm) meten (=mm)

Het kan helpen dit zinnetje in kleur op te schrijven. Iedere lengtemaat krijgt dan een aparte kleur. Hang het papiertje op, op een zichtbare plek. Denk bijvoorbeeld aan de koelkastdeur, naast het bed van je kind of op het toilet. Daardoor wordt het gemakkelijk om het zinnetje uit het hoofd te leren.

Het is belangrijk te onthouden dat iedere stap naar rechts x10 is, en iedere keer naar links :10 is. Nog een keer: Rechts is keeR, Links is deLen. Let op de letters in dit ezelsbruggetje.

Tip 5: Moet ik vermenigvuldigen of delen?

Je kunt pijltjes toevoegen aan het schema, maar op sommige kinderen heeft dit een negatief effect. Het ziet er al snel veel te moeilijk uit, of je kind snapt misschien niet zo goed waar die pijlen ook alweer voor staan. Daarom kun je je kind ook de volgende regels leren:

  • Als ik moet omrekenen naar een kleinere maat, wordt het getal groter. In het woord ‘groter’ zit de letter r, net als in ‘keer’. Dus moet ik ‘keer’ doen. De komma gaat naar rechts en er komen nullen bij.
  • Als ik moet omrekenen naar een grotere maat, wordt het getal ‘kleiner’. Daarin zit de letter ‘l’, net als in ‘delen’. Ik moet dus delen. Er gaan nullen af en de komma verschuift naar links.

Tip 6: Leer ook grammen en liters

Hetzelfde idee werkt ook voor grammen en liters. In plaats van het woord ‘meter’ gebruik je dan het woord ‘gram’ of ‘liter’. De voorstelling van het gewicht, de hoeveelheid of de lengte blijft in alle gevallen hetzelfde. Het is goed om te weten dat op school bijna nooit met kiloliters, hectoliters en decaliters wordt gerekend.

Zorg ervoor dat eerst het begrip rond de lengtematen duidelijk is, alvorens te beginnen aan grammen en liters. Kinderen verschillen, dus het verschilt ook per kind hoelang het duurt voordat lengtematen vanzelfsprekend zijn.

Beginnen met breuken

Pim

Ieder kind krijgt op de basisschool te maken met breuken. Het ene kind vindt het gemakkelijk, de andere worstelt er behoorlijk mee. Gelukkig zijn met een paar tips de breuken onder de knie te krijgen. Al in groep vijf worden halven, kwarten en derden aangeleerd en in groep zes wordt dit uitgebreid. Vanaf dat moment komen ze ook voor in de Cito-toets.

Het is belangrijk dat kinderen leren rekenen met allerlei soorten breuken, ook met achtsten of negenden. Anders kunnen ze problemen krijgen met wiskunde op het voortgezet wetenschappelijk onderwijs of het hoger algemeen voortgezet onderwijs.

Wat is een breuk?

Rekenen met breuken kan alleen als je kind begrijpt wat een breuk nu eigenlijk is. Dit kun je het beste uitleggen aan het concept dat er iets gebroken en er iets verdeeld moet worden. Daarom is er een breukstreepje, ook wel een deelstreepje genoemd.

In principe is een breuk niets anders dan een rekensom die op een andere manier wordt opgeschreven. Kinderen leren dat ze de hele berekening op moeten schrijven, of het zelfs nog verhalend mogen opschrijven. Dat wordt nu afgeleerd: we hebben het nu over ‘vier tweede’ als we het hebben over vier pannenkoeken die worden verdeeld over twee kinderen. Dit is vaak nog gemakkelijk voor kinderen. Het is een even aantal dingen dat over een even aantal personen moet worden verdeeld.

Iets moeilijker wordt het als slechts één ding (in dit geval: een pannenkoek) verdeeld moet worden over een aantal mensen. Dit is waar het principe van een breuk pas echt komt kijken: een breuk ontstaat als het aantal te verdelen dingen niet gelijk is aan het aantal personen waardoor het gedeeld moet worden. Nog voordat kinderen leren om ½ te te schrijven, weten ze al dat een pannenkoek gedeeld door twee personen de helft is.

Verbeeldend denken

Het helpt om dingen te delen door een aantal te personen. Kinderen denken en leren met verbeelding. Als ze zich ergens een voorstelling van kunnen maken, maakt dit de som begrijpelijker. Daarom gaat het uitrekenen van een breuk vaak goed zolang het over bijvoorbeeld koekjes, pizza’s of pannenkoeken gaat.

Veel kinderen lopen vast als de breuk ingewikkelder wordt. Het vergelijken van breuken, het versimpelen ervan en het optellen en het aftrekken is vaak moeilijk. Dat komt doordat ze het overzicht kwijtraken; waar rekenen ze nu precies mee en wat is de situatie? Ouders en leraren kunnen weer terugvallen op de eerste uitleg.

Eerlijk leren delen

Het begrijpen van breuken kan worden gezien als eerlijk leren delen. Bij een breuk gaat het immers om een manier van delen waarbij de delen even groot moeten worden. In rekenboeken komt vaak voor dat er een taart eerlijk moet worden verdeeld. Veel kinderen tekenen van links naar rechts stroken op de tekening. Dat houdt in dat het concept van een breuk nog niet goed wordt begrepen.

De bedoeling is dat het kind begrijpt dat er twee kwarten ontstaan als hij of zij een helft doormidden snijdt en er vier achtsten zijn als hij of zij deze kwarten weer doormidden snijdt. Er moet hierbij begrepen worden dat de individuele stukken kleiner zijn, maar de stukken tezamen weer een taart vormen die even groot is.

Praten in breukentaal

Het is belangrijk dat je kind de juiste terminologie gebruikt. Oftewel: je kind moet leren praten in breukentaal. Waar we eerst spraken van: ‘Een zesde deel van een taart’, spreken we nu van ‘een zesde’.

Vaak gaat het hier ook fout. Bij ‘vijf zesde’ stellen kinderen zich vaak vijf stukken van een zesde voor. De bedoeling is juist dat het kind een groot stuk van vijf zesde voor zich ziet. Oftewel: de verhouding tussen het deel en het geheel.

Naast de online spellen van Squla is het ook een goed idee om oefenmateriaal te gebruiken. Dit kunnen bijvoorbeeld ronde, lineaire of vierkante breukensets zijn. Welke set het best bij jouw kind past, kan verschillen van andere kinderen. Daarom is het ook mogelijk dat het kind beter presteert met een andere breukenset dan die hij of zij op school gebruikt. Laat je kind daarom meehelpen met het uitzoeken van een set.

Tips om breuken te leren

Om het rekenen met breuken beter te leren, kun je het best visueel de breuken presenteren. Laat je zoon of dochter eens de rookworst verdelen bij de stamppot of een taart aansnijden op een verjaardag. Dat kun je natuurlijk niet eindeloos blijven doen, dus zijn er ook andere opties.

Zo zijn er bijvoorbeeld ook werkboekjes verkrijgbaar met bijvoorbeeld redactiesommen. Ook de genoemde breukensets kunnen een uitkomst bieden. Blijf vooral oefenen, op deze manier leert het kind het meest.

Schrijf je ‘trein’ of ‘trijn’? Je kind leert het met TaalExtra nu ook op tablet en mobiel!

Pim

Schrijf je ‘boom’ of ‘doom’? En is het ‘gauw’ of ‘gouw’? Voor kinderen die hier moeite mee hebben is er TaalExtra. Deze spellingmethode is ontwikkeld in samenwerking met experts op het gebied van spelling en lezen en helpt kinderen om weer op niveau te komen. Goed nieuws: oefenen kan vanaf nu niet alleen via de computer, maar ook via de app op tablet en mobiel! (more…)