Onderwerp

Bijna alle zinnen bevatten een onderwerp. Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet. Het onderwerp hangt altijd samen met de persoonsvorm. In de zin ‘Piet eet een appel’ is ‘Piet’ het onderwerp. Hij is immers degene die de appel eet. Het onderwerp van een zin is vaak een persoon, maar het kan ook een ding zijn. Wil je je kind meer leren over het onderwerp? Hier vind je een handig stappenplan om het onderwerp te vinden en kom je een aantal voorbeelden tegen.

Het onderwerp zoeken in een zin

Het onderwerp van een korte zin is makkelijker te vinden dan het onderwerp van een lange zin. Dit komt doordat lange zinnen uit meer zinsdelen bestaan dan korte zinnen. Bovendien bestaat een onderwerp niet altijd uit één woord. Het onderwerp kan namelijk ook gevormd worden door meerdere woorden. Om duidelijker te maken wat het onderwerp is, volgen hieronder vijf voorbeeldzinnen. In iedere zin is het onderwerp gemarkeerd.

  • Eva fietst naar huis.
  • Jaap en Irene bakken een taart.
  • Om half 6 stond hij op.
  • De oma van mijn vriend komt uit Suriname.
  • Mijn band is lek.

Stappenplan om onderwerp te vinden

Om het onderwerp in een zin te vinden, kan je kind een aantal eenvoudige stappen doorlopen. Hieronder staan de stappen kort en bondig uitgelegd, zodat je kind ze vrijwel direct in de praktijk kan toepassen. Iedere stap is voorzien van een voorbeeld.

  • Zoek de persoonsvorm

Om het onderwerp in een zin te vinden, heeft je kind allereerst de persoonsvorm nodig. Eerder in deze tekst haalden we al aan dat het onderwerp en de persoonsvorm met elkaar verbonden zijn. Om de persoonsvorm te vinden, kan je kind de zin vragend maken of hem in een andere tijd zetten. Als je kind ervoor kiest om de zin vragend te maken, komt de persoonsvorm vooraan te staan. Zet hij de zin in een andere tijd? Dan verandert de persoonsvorm. Kijk maar naar de onderstaande voorbeelden.

  • Klaas roept zijn vriend. → Roept Klaas zijn vriend?
  • Klaas roept zijn vriend. → Klaas riep zijn vriend.

Door de zin vragend te maken, komt ‘roept’ vooraan te staan. Als je kind de zin in een andere tijd zet, verandert ‘roept’ in ‘riep’. Dit betekent dat ‘roept’ de persoonsvorm is van de bovenstaande zin. 

  • ‘Wie of wat + persoonsvorm?’

Nu je kind weet wat de persoonsvorm van de zin is, kan hij deze gebruiken om op zoek te gaan naar het onderwerp. Het onderwerp is namelijk het antwoord op de vraag ‘wie of wat + persoonsvorm?’ Het onderstaande voorbeeld maakt duidelijk hoe dit in zijn werk gaat. 

Voorbeeld:
Klaas roept zijn vriend → persoonsvorm = roept.
Vraag (wie of wat + persoonsvorm): Wie roept?
Antwoord: Klaas → onderwerp = Klaas.

Oefenen met het onderwerp

Weet je kind niet altijd wat het onderwerp is? Dan is extra oefenen met het onderwerp het overwegen waard. Je kind kan op school om extra oefenstof vragen of met werkbladen – op het internet – aan de slag. Ook kan je kind online oefenen op Squla. In de quizzen die je kind hier kan spelen, markeert hij het onderwerp in een zin en leert hij hoe hij de vraag om het onderwerp te vinden toepast. De quizzen zijn afgestemd op het niveau van je kind en hij leert geheel op zijn eigen tempo. Hierdoor wordt je kind gestimuleerd om te oefenen en dat helpt om dit zinsdeel onder de knie te krijgen.

Veelgestelde vragen over het onderwerp

Je kind vindt het onderwerp door de vraag ‘wie of wat + persoonsvorm?’ te beantwoorden. Hij gaat dus eerst op zoek naar de persoonsvorm. Deze vindt je kind door de zin vragend te maken of door hem in een andere tijd te zetten. Bij een vragende zin komt de persoonsvorm vooraan te staan, terwijl de persoonsvorm verandert als je kind de zin in een andere tijd zet.

Een onderwerp drukt uit wie of wat iets doet of overkomt of geeft aan wie of wat iets is. Het onderwerp in een zin heeft altijd een directe link met de persoonsvorm. In de zin ‘Piet loopt over straat’ is ‘Piet’ het onderwerp. Piet is namelijk degene die loopt. 

Een zin heeft altijd maar één onderwerp. Zodra je kind het onderwerp in een zin gevonden heeft, hoeft hij dus niet op zoek naar nog een onderwerp. Een samengestelde zin kan wel twee onderwerpen hebben. Zo’n zin bestaat namelijk uit twee zinnen die samengevoegd zijn.

Je kind stelt de vraag ‘wie of wat + persoonsvorm?’ om het onderwerp in een zin te vinden. Om antwoord op deze vraag te kunnen geven, moet je kind eerst op zoek naar de persoonsvorm.

Je kind kan zijn schoolboek gebruiken om te oefenen met het onderwerp, maar hij kan ook online oefenen. Online kan je kind quizzen en games spelen, waardoor hij leren waarschijnlijk als een stuk leuker ervaart.