Squla
Voor alle vakken van de basisschool
Voor alle vakken van de basisschool
In de Nederlandse taal kan een werkwoord in verschillende tijden voorkomen. Als je kind begint met taal, komt hij vooral in aanraking met de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. Naarmate hij in een hogere groep komt, leert hij steeds meer tijden kennen. Zo krijgt je kind op den duur te maken met de voltooide en onvoltooide tijd. Doordat de voltooide en onvoltooide tijd weer verschillende vormen hebben, weet je kind misschien niet precies hoe hij deze tijden toepast. Wil je voorkomen dat hij hierbij de fout in gaat? Help je kind dan een handje om de voltooide en onvoltooide tijd onder de knie te krijgen. Op deze pagina lees je alles over beide tijden en kan je kind oefenen met de voltooide en onvoltooide tijd.
Wanneer werkwoorden alleen maar in de voltooide of onvoltooide tijd konden staan, zouden deze werkwoordsvormen niet bijzonder lastig zijn. Helaas zijn er van beide vormen een aantal verschillende werkwoordstijden. Zo kan je kind te maken krijgen met de onvoltooid tegenwoordige tijd, de onvoltooid verleden tijd, de voltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid tegenwoordige tijd. Hieronder wordt er kort uitleg gegeven over deze vier werkwoordstijden. Je leest bovendien over de varianten met de toekomende tijd, zodat jij je kind straks alles over de voltooide en onvoltooide tijd bij kunt brengen.
Staat een werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd? Dan wordt er een activiteit of toestand uitgedrukt die nog bezig is of op korte termijn plaatsvindt. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van zinnen die in de onvoltooid tegenwoordige tijd staan.
Naast de onvoltooid tegenwoordige tijd kan een werkwoord ook in de onvoltooid verleden tijd staan. Wanneer een werkwoord in deze tijd staat, wordt er een activiteit in het verleden mee uitgedrukt. Kijk eens naar de onderstaande drie voorbeeldzinnen. Deze staan allemaal in de onvoltooid verleden tijd.
Als een werkwoord in de voltooid tegenwoordige tijd staat, betekent dit dat de activiteit die ermee uitgedrukt wordt al is afgerond. Deze tijd kenmerkt zich doordat er altijd een voltooid deelwoord in de zin staat. Het voltooid deelwoord wordt eigenlijk altijd vergezeld door een hulpwerkwoord. Onderstaande voorbeeldzinnen staan in de voltooid tegenwoordige tijd.
Net als voor de voltooid tegenwoordige tijd geldt ook voor de voltooid verleden tijd dat de activiteit al heeft plaatsgevonden. Bovendien staat er ook altijd een voltooid deelwoord in combinatie met een hulpwerkwoord in de zin. Het belangrijkste verschil met de voltooid tegenwoordige tijd is dat het hulpwerkwoord bij de voltooid verleden tijd in de verleden tijd staat. Kijk maar eens naar deze drie voorbeeldzinnen.
Werkwoorden die in de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd staan, drukken een handeling uit die in de toekomst plaatsvindt. Je kind herkent zinnen die in deze tijd staan aan het gebruik van (een vorm van) het hulpwerkwoord ‘zullen’. In de onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd staat de werkwoordsvorm van ‘zullen’ altijd in de tegenwoordige tijd. De volgende voorbeelden maken dit duidelijk.
Als een zin in de voltooid tegenwoordige toekomende tijd staat, draait het om een handeling die in de toekomst voltooid zal zijn. Omdat het hier om de voltooide tijd gaat, staat er altijd een voltooid deelwoord in de zin. De vorm van het hulpwerkwoord ‘zullen’ staat bij de voltooid tegenwoordige toekomende tijd altijd in de tegenwoordige tijd. Dit ziet er in de praktijk als volgt uit:
Staat een zin in de onvoltooid verleden toekomende tijd? Dan wordt er een handeling uitgedrukt die vanuit het verleden in de toekomst plaatsvindt. Net als bij de bovenstaande twee werkwoordstijden geldt ook hier weer dat het hulpwerkwoord ‘zullen’ in de zin staat. Omdat het hier om de verleden tijd gaat, wordt ook de verleden tijd van dit hulpwerkwoord gebruikt. Benieuwd hoe dit er in de praktijk uitziet? Werp dan eens een blik op de volgende drie voorbeeldzinnen.
Een zin kan – naast de onvoltooid verleden toekomende tijd – ook in de voltooid toekomende tijd staan. Je kind herkent deze tijd aan het feit dat er ‘zou’ of ‘zouden’ in een zin staat, in combinatie met ‘hebben’ of ‘zijn’ en een voltooid deelwoord. Als een zin in de voltooid verleden toekomende tijd staat, wordt er een handeling uitgedrukt die vanuit het verleden gezien in de toekomst plaats zou vinden. Voorbeelden:
Je weet inmiddels wat de kenmerken van de verschillende werkwoordstijden zijn. Omdat het in totaal om acht verschillende tijden gaat, haalt je kind ze mogelijk door elkaar. Met de onderstaande twee schema’s is dit verleden tijd. Het eerste schema heeft betrekking op de onvoltooide tijd, het tweede schema op de voltooide tijd. Als je jouw kind dit schema laat zien, wordt het een stuk makkelijker om de verschillende werkwoordstijden uit elkaar te halen en te herkennen.
Onvoltooide tijd
Onvoltooid tegenwoordige tijd |
Paul fietst naar huis. |
Onvoltooid verleden tijd |
Paul fietste naar huis. |
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd |
Paul zal naar huis fietsen. |
Onvoltooid verleden toekomende tijd |
Paul zou naar huis fietsen. |
Voltooide tijd
Voltooid tegenwoordige tijd |
Paul is naar huis gefietst. |
Voltooid verleden tijd |
Paul was naar huis gefietst. |
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd |
Paul zal naar huis zijn gefietst. |
Voltooid verleden toekomende tijd |
Paul zou naar huis zijn gefietst. |
Haalt je kind de bovenstaande tijden regelmatig door elkaar? Dan is het verstandig om hier extra aandacht aan te besteden. Dit kan onder meer door te oefenen met de voltooide en onvoltooide tijd. Je kunt op school om extra oefenstof vragen, maar op Squla kan je kind ook online oefenen met de voltooide en onvoltooide tijd. Dit doet hij door quizzen en games te spelen. Welke zin staat in de voltooide tijd? En in welke tijd staat de zin ‘Wij hebben hem goed geholpen met zijn rekenwerk’? Dit zijn voorbeelden van vragen die je kind krijgt als hij op Squla oefent met de voltooide en onvoltooide tijd. Na het beantwoorden van iedere vraag volgt een korte uitleg of een leuk weetje. De quizzen en games op Squla worden bovendien ondersteund met audio en video, waardoor leren nog leuker wordt!
De onvoltooide tijd is een werkwoordstijd die gebruikt wordt om aan te geven dat iets nog bezig is of in de toekomst plaatsvindt. Het werkwoord kan zowel in de tegenwoordige als in de verleden tijd staan. Als een zin in de onvoltooide tijd staat, staat hier nooit een hulpwerkwoord in.
Er is sprake van de voltooide tijd als de activiteit die het werkwoord uitdrukt al is afgerond. Je kind herkent deze werkwoordstijd aan het feit dat er een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord in de zin staan.
De onvoltooid verleden tijd en de voltooid verleden tijd verschillen op een aantal punten van elkaar. Bij de onvoltooid verleden tijd gaat het over een handeling die op een exact moment in het verleden plaatsvond. Bij de voltooid verleden tijd gaat het om een afgeronde handeling ergens in het verleden. In een zin die in de onvoltooid verleden tijd staat, komt geen hulpwerkwoord voor.
Je kind krijgt op de basisschool te maken met zowel de onvoltooide als voltooide tijd. Beide werkwoordstijden hebben verschillende vormen. Binnen zowel de onvoltooide als voltooide tijd wordt onderscheid gemaakt tussen de tegenwoordige tijd, verleden tijd, tegenwoordige toekomende tijd en verleden toekomende tijd.
Je kind kan werkbladen gebruiken om te oefenen met de voltooide en onvoltooide tijd, maar hij kan ook online oefenen. Online speelt je kind games en quizzen die in het teken staan van deze werkwoordstijden. Je kind leert op deze manier spelenderwijs.