Squla
Voor alle vakken van de basisschool
Voor alle vakken van de basisschool
Je kind krijgt tijdens de taallessen op de basisschool niet alleen te maken met een zelfstandig naamwoord, maar ook met een bijvoeglijk naamwoord. Deze woordsoorten hebben een link met elkaar, want een bijvoeglijk naamwoord zegt meestal iets over een zelfstandig naamwoord. Weet je kind nog niet precies wat een bijvoeglijk naamwoord is of hoe hij deze woordsoort gebruikt? Help hier dan een handje bij. Op deze pagina vind je alle informatie die je nodig hebt om je kind te kunnen ondersteunen. Bovendien kan je kind hier zelf oefenen met bijvoeglijke naamwoorden.
In veel zinnen in de Nederlandse taal komt een bijvoeglijk naamwoord voor. Zo’n woord zegt meestal iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand van dit woord aan. Denk alleen niet dat bijvoeglijke naamwoorden altijd op dezelfde manier gebruikt worden, want dat is niet het geval. Hieronder lees je op welke manieren een bijvoeglijk naamwoord gebruikt kan worden.
Een bijvoeglijk naamwoord kan attributief, zelfstandig, predicatief, bijwoordelijk en partitief gebruikt worden. Hieronder wordt toegelicht wat de verschillende manieren precies inhouden en volgt per manier een aantal voorbeelden.
Wanneer een bijvoeglijk naamwoord attributief gebruikt wordt, staat het woord direct voor het zelfstandig naamwoord waar het iets over zegt.
Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruikt, maar het kan ook zelfstandig worden gebruikt. In de onderstaande zinnen is dit het geval.
Bijvoeglijke naamwoorden die predicatief gebruikt worden, kan je kind onder meer tegenkomen in zinnen met een koppelwerkwoord. Een bijvoeglijk naamwoord is in dat geval het naamwoordelijk deel van het gezegde. Wordt een bijvoeglijk naamwoord gebruikt als bepaling van gesteldheid? Dan is er ook sprake van predicatief gebruik.
Een bijvoeglijk naamwoord kan ook bijwoordelijk gebruikt worden. Wanneer dit het geval is, is er sprake van een bijwoordelijke bepaling. Een bijvoeglijk naamwoord wordt dan vaak een bijwoord genoemd.
Als een bijvoeglijk naamwoord de uitgang -s heeft, is er sprake van de partitieve vorm. Een bijvoeglijk naamwoord wordt partitief gebruikt na woorden die een hoeveelheid uitdrukken. Daarnaast bestaat er vaak een partitief van de vergrotende trap.
Je weet inmiddels al veel over het bijvoeglijk naamwoord, waardoor jij je kind de basis bij kunt brengen. Wat extra voorbeelden kunnen echter geen kwaad. Hieronder vind je daarom een lijst met voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden. Ook hier hebben we het bijvoeglijk naamwoord steeds gemarkeerd.
Een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord worden regelmatig door elkaar gehaald. Dit komt vooral doordat beide woordsoorten iets over een ander woord kunnen zeggen. Toch is er ook een belangrijk verschil. Waar een bijvoeglijk naamwoord iets over een zelfstandig naamwoord zegt, gaat dit voor een bijwoord niet op. De bijwoorden zeggen namelijk iets over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Lees het onderstaande voorbeeld:
‘Lief’ zegt in dit geval iets over de hond (zelfstandig naamwoord). Vandaar dat ‘lief’ een bijvoeglijk naamwoord is. Toch is dit niet het enige woord in de zin dat iets over een ander woord zegt. ‘Erg’ zegt namelijk iets over ‘lief’. Omdat ‘lief’ een bijvoeglijk naamwoord is en ‘erg’ hier iets over zegt, is ‘erg’ in dit geval een bijwoord.
Je weet inmiddels dat een bijvoeglijk naamwoord iets over een zelfstandig naamwoord zegt. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord doet dit in principe ook. Het verschil is alleen dat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord je vertelt van welk materiaal iets gemaakt is. Hieronder staan een aantal voorbeelden van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden.
Zoals je misschien al wel gezien hebt, eindigen de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden uit het bovenstaande overzicht allemaal op -en. Deze woorden eindigen bijna altijd op deze uitgang, maar er zijn uitzonderingen:
Als je kind niet zeker weet of het om een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord gaat, kan hij een handig trucje gebruiken om dit te bepalen. Voor een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord kun je namelijk altijd het woordje ‘van’ zetten.
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord |
Gewoon bijvoeglijk naamwoord |
de gouden ring – de ring is van goud |
de mooie ring – de ring is mooi |
de houten tafel – de tafel is van hout |
de vierkante tafel – de tafel is vierkant |
de wollen muts – de muts is van wol |
de warme muts – de muts is warm |
Wil je kind liever niet uit een boek of van een blaadje leren? Laat hem dan online oefenen met bijvoeglijke naamwoorden op Squla. Hier kan je kind talloze quizzen over het bijvoeglijk naamwoord spelen. In deze quizzen wordt gevraagd om het bijvoeglijk naamwoord in een zin te markeren en leert je kind hoe het bijvoeglijk naamwoord in zinnen te herkennen. Omdat bijvoeglijke naamwoorden vaak vanaf groep 6 aan bod komen, kan je kind er vanaf deze groep mee oefenen op Squla. Per groep zijn er verschillende niveaus en de moeilijkheidsgraad past zich automatisch aan. Hierdoor wordt je kind telkens uitgedaagd om het onderste uit de kan te halen met betrekking tot bijvoeglijke naamwoorden.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord direct voor een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: ‘oude’, ‘mooie’, ‘warme’, ‘zielige’ en ‘lieve’.
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord, maar dit is niet altijd het geval. Deze woordsoort kan namelijk ook zelfstandig gebruikt worden. Er staat dan niet per se een zelfstandig naamwoord in de zin.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt – net als een gewoon bijvoeglijk naamwoord – iets over een zelfstandig naamwoord. Het verschil is dat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal iets gemaakt is. ‘Gouden’, ‘zilveren’, ‘stoffen’, ‘leren’ en ‘bronzen’ zijn voorbeelden van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden.
Op het gebied van bijvoeglijke naamwoorden wordt onderscheid gemaakt tussen de soorten: attributief, zelfstandig, predicatief, bijwoordelijk en partitief.
Het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en bijwoord zit hem in het woord waar ze iets over zeggen. Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord, terwijl bijwoorden iets over een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord zeggen.