Squla
Voor alle vakken van de basisschool
Voor alle vakken van de basisschool
De letters s en z kunnen voor verwarring zorgen bij het spellen van woorden. Haalt je kind deze letters regelmatig door elkaar? Help hem dan om hier beter in te worden. Op deze pagina lees je alles wat je moet weten over de s of z. Je leert of er trucjes zijn om te bepalen of je een s of z schrijft en er wordt aandacht besteed aan het meervoud van woorden met een s of z.
Nederlandse woorden kunnen een s of z bevatten. Als een woord één van deze letters bevat, kan het zowel een luisterwoord als een weetwoord zijn. Wanneer een woord begint met een s of een z is het vaak een luisterwoord. Door goed te luisteren naar de manier waarop het woord wordt uitgesproken, weet je kind wat de juiste schrijfwijze is. Bij het woord ‘sip’ hoor je duidelijk een /s/, waardoor je geen ‘zip’ schrijft. In de onderstaande tabel staan een paar voorbeelden van woorden die beginnen met een s of z:
Goed |
Fout |
zon |
son |
zolder |
solder |
soldaat |
zoldaat |
suiker |
zuiker |
De s of z kan niet alleen aan het begin van een woord voorkomen, maar ook in het midden. Wanneer één van deze letters in het midden van een woord staat, is het een stuk lastiger om te bepalen wat de juiste schrijfwijze is. Dit komt vooral doordat je kind meestal niet kan horen of het nou een s of z is. Om te bepalen hoe je kind zo’n woord schrijft, moet hij het woord uit zijn hoofd leren. Vandaar dat woorden met in het midden een s of z meestal tot de weetwoorden gerekend worden.
Wanneer het niet hoorbaar is of je een s of z schrijft, gaat het om een weetwoord. Omdat er geen duidelijke regels voor dit soort woorden zijn, moet je kind dit soort woorden uit zijn hoofd leren en onthouden als hij ze voortaan foutloos wil schrijven. Om te voorkomen dat je kind woorden met de s of z verkeerd schrijft, vind je in de onderstaande tabel een aantal voorbeelden van goed en fout gespelde woorden.
Goed |
Fout |
hazen |
hasen |
ruzie |
rusie |
muizen |
muisen |
lozen |
losen |
Sommige kinderen vinden het lastig om te bepalen of een woord eindigt op een -s of -z. Heeft je kind hier ook moeite mee? Leer hem dan dat Nederlandse woorden nooit op een -z eindigen. Vandaar dat woorden als ‘grens’, ‘bos’, ‘fles’ en ‘kaas’ allemaal op een -s eindigen. Woorden die we uit een andere taal hebben overgenomen, kunnen overigens wel op een -z eindigen. ‘Quiz’ en ‘jazz’ zijn hier voorbeelden van. We noemen dit ook wel leenwoorden.
Bij woorden in het enkelvoud weten veel kinderen vaak wel of zij een s of z schrijven, maar bij het meervoud is dit niet altijd het geval. Gelukkig kan je kind hiervoor wel terugvallen op een aantal regels. Zo krijgen woorden die in het enkelvoud op een s eindigen in het meervoud een z na een lange klinker of een tweeklank:
De s verandert in het meervoud ook in een z na de medeklinkers l, m, n en r:
Er zijn ook situaties waarin de s in het enkelvoud ook in het meervoud een s blijft. Dit is bijvoorbeeld het geval na een korte klinker (a, e, o, u, i):
Ook na een stemloze medeklinker (t, k, f, s, p) is dit het geval:
Het meervoud van ‘kaars’ krijgt – ondanks dat er een r voorafgaat aan de s – ook een s in plaats van een z. Het is dus ‘kaarsen’ en geen ‘kaarzen’.