Regelwoorden

Van sommige woorden weet je kind waarschijnlijk precies hoe hij ze schrijft, maar mogelijk zijn er ook woorden die hij niet altijd goed spelt. Als je kind de fout in gaat met regelwoorden, kan hij terugvallen op spellingregels. Deze regels helpen je kind om te bepalen wat de juiste schrijfwijze is van een woord. Op deze pagina lees je alles over deze woorden. Je leest wat regelwoorden zijn, welke soorten regelwoorden er zijn en wat je kind per groep leert over regelwoorden.

Wat zijn regelwoorden?

Als je kind niet precies weet hoe hij een woord schrijft, kan hij zich tot de spellingregels richten. Woorden die volgens bepaalde regels geschreven worden, staan ook wel bekend als regelwoorden. Deze woorden zijn in principe het tegenovergestelde van weetwoorden. Voor weetwoorden gelden namelijk geen specifieke regels. Wanneer je kind wil weten hoe hij dergelijke woorden schrijft, is het een kwestie van uit het hoofd leren en onthouden. Wil je kind weten hoe hij een regelwoord schrijft? Dan kan hij zich tot de spellingregels richten.

De soorten regelwoorden

Wie de Nederlandse taal onder de knie wil krijgen, moet rekening houden met behoorlijk wat regels. Vandaar dat er ook verschillende soorten regelwoorden zijn. Om je wat meer inzicht te geven in deze woorden, lees je hieronder met welke regelwoorden je kind allemaal te maken kan krijgen op de basisschool.

Klinkers en medeklinkers

Soms weet je kind direct hoe hij een woord schrijft, maar dit is niet altijd het geval. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van klinkerstapeling of medeklinkerstapeling. Als je kind wil weten wat de juiste schrijfwijze van een woord met zo’n stapeling is, is het van belang dat hij alles over klinkers en medeklinkers weet.

Afkortingen

Het komt veelvuldig voor dat een afkorting verkeerd geschreven wordt. Zo wordt een afkorting soms ten onrechte met hoofdletters geschreven. Daarnaast voegen mensen soms punten toe aan een afkorting terwijl deze er niet in thuishoren. Reden genoeg om samen met je kind de regels die voor afkortingen gelden door te nemen.

Samengestelde woorden

Doordat samengestelde woorden (samenstellingen) uit meerdere woorden bestaan, is het niet altijd duidelijk of ze los of aan elkaar worden geschreven. Twijfelt je kind over de schrijfwijze van samengestelde werkwoorden, samenstellingen met een bijvoeglijk naamwoord of drieledige samenstellingen? Neem dan snel een kijkje op deze pagina over samengestelde woorden.

Hoofdletters en leestekens

Tijdens de lessen spelling op de basisschool komt je kind in aanraking met hoofdletters en leestekens. Je kind leert al snel dat een zin begint met een hoofdletter, maar ook dat een hoofdletter op andere plekken in de zin kan staan. Om te bepalen wanneer je kind een hoofdletter schrijft en wanneer niet, moet hij de regels weten. Dit geldt ook voor het gebruik van leestekens.

Verkleinwoorden

In het Nederlands worden verkleinwoorden veelvuldig gebruikt. Als je kind deze woorden ook wil gebruiken, is het belangrijk dat hij weet wat de regels voor verkleinwoorden zijn. Het is namelijk niet zo dat ieder woord hetzelfde achtervoegsel krijgt als je kind hem verkleint. Bovendien wordt een achtervoegsel de ene keer aan het woord vastgeplakt en de andere keer met apostrof geschreven.

Enkelvoud en meervoud

Veel Nederlandse werkwoorden en zelfstandige naamwoorden hebben zowel een enkelvoud als een meervoud. Sommige van deze woorden kan je kind probleemloos schrijven, maar er zijn mogelijk ook woorden die voor problemen zorgen. Dit komt doordat er regels voor enkelvoud en meervoud gelden. Wil je kind hier extra mee oefenen of zich er verder in verdiepen? Help hem dan om de regels hiervoor onder de knie te krijgen.

Korte en lange klank

Het woord ‘ballen’ heeft een korte klank, terwijl ‘balen’ een lange klank heeft. Het is belangrijk dat je kind het verschil kent tussen beide klanken. Veel spellingregels zijn namelijk gebaseerd op klankgroepen. Haalt je kind korte en lange klanken zo nu en dan door elkaar? Ga dan samen met hem aan de slag met de korte en lange klank. Hier lees je alles wat je moet weten over klankgroepen.

Apostrof

Als je kind een woord omzet van het enkelvoud naar het meervoud, krijgt deze vaak één of meerdere extra letters. Deze worden vaak aan het woord vastgeplakt, maar soms moet je kind een apostrof gebruiken. Dit is bijvoorbeeld het geval als een zelfstandig naamwoord eindigt op een s-klank (Joris’ boek), een verkleinwoord eindigt op een y-klank (hobby’s) en bij woorden met een lange klank aan het eind (orka’s). Alle regels over het gebruik van dit leesteken vind je op pagina over de apostrof.

Trema en koppelteken

Om de leesbaarheid van woorden te vergroten, is het soms nodig om een trema of koppelteken toe te voegen. Deze leestekens voorkomen bovendien dat een woord op de verkeerde manier uitgesproken wordt. Maar wanneer gebruikt je kind een trema en wanneer kiest hij voor een koppelteken? Je leest er alles over op de pagina over het trema en koppelteken.

Afbreekregels

Als een woord niet meer geheel op een regel past, kan je kind ervoor kiezen om hem in zijn geheel op een nieuw regel te schrijven. Dit hoeft overigens niet, want woorden afbreken mag namelijk ook. Om te voorkomen dat dit ten koste gaat van de leesbaarheid of een woord verkeerd uitgesproken wordt, is het belangrijk dat je kind op de hoogte is van de afbreekregels. Hier staan de belangrijkste regels voor afbreken op een rijtje.

Alle of allen

Sommige Nederlandse woorden kunnen zowel met als zonder ‘-n’ achter het woord geschreven worden. Voorbeelden hiervan zijn ‘alle’ en ‘allen’. Is het je kind niet helemaal duidelijk wanneer hij wel of geen -n achter zo’n woord schrijft? Verdiep je dan samen met hem in de regels die voor deze woorden gelden. Alle regels over deze woorden komen aan bod op de pagina over met of zonder -n.

Tussenklank j of w

Het woord ‘liniaal’ spreek je uit als /linijaal/ en ‘visueel’ spreek je uit als /visuweel/. Omdat je kind bij het uitspreken van deze woorden de tussenklank /j/ en /w/ hoort, schrijft hij deze mogelijk ook op. Dit is fout. Bij het uitspreken van sommige woorden hoort je kind duidelijk een tussenklank /j/ of /w/, maar schrijft hij hem niet. Help je kind om deze woorden te onthouden, zodat hij ze niet langer verkeerd opschrijft.

S verandert in z in het meervoud

Een woord dat in het enkelvoud eindigt op een s kan in het meervoud een z krijgen. Het meervoud van ‘roos’ is bijvoorbeeld ‘rozen’ en het meervoud van ‘huis’ is ‘huizen’. Omdat dit regelmatig voor verwarring zorgt, kan het geen kwaad om samen met je kind te oefenen met de s verandert in z in het meervoud.

F verandert in v in het meervoud

Wanneer een woord in het enkelvoud op een f eindigt, betekent dit niet dat je kind in het meervoud ook een f schrijft. Een woord dat eindigt op een f krijgt in het meervoud namelijk een v. ‘Boef’ wordt bijvoorbeeld ‘boeven’ en ‘braaf’ wordt ‘brave’. Schrijft je kind dit soort woorden nog niet altijd goed? Leer hem dan dat een f verandert in een v als je het woord langer maakt.

De stomme e

In sommige woorden wordt de e uitgesproken als /u/. Dit noemen we ook wel een stomme e. Als je kind wil bepalen of hij een e of u schrijft, spreekt hij het woord hardop uit. Hoort hij aan het einde /un/, /ur/, /ul/, /um/ of /u/? Leer hem dan dat hij altijd een e schrijft. Dit is eveneens het geval als er aan het begin van een woord /bu/, /gu/ of /vur/ hoorbaar is. Eindigt een woord op één e? Dan is dit altijd een stomme e. Omdat er trucjes zijn voor het spellen, vinden sommige mensen dat woorden met een stomme e regelwoorden zijn in plaats van weetwoorden.

Overige regelwoorden

  • Woorden die eindigen op d/t

Weet je kind niet of hij een d of t schrijft? Leer hem dan dat hij woorden langer kan maken. Je kind hoort dan vaak wel of hij een d of t schrijft.

  • Tussen -n

Je kind schrijft een tussen -n als het eerste deel van de samenvatting een meervoud heeft. Het is bijvoorbeeld ‘plantenbak’ en geen ‘plantebak’. Er is een uitzondering op deze regel. Je kind schrijft namelijk geen tussen -n als er maar één van is. Zo is het bijvoorbeeld ‘zonnestraal’ en geen ‘zonnenstraal’. Er is namelijk maar één zon. 

  • Lange klank aan het eind van het woord

Woorden kunnen eindigen op een lange klank, zoals ‘orka’. Hierdoor denkt je kind mogelijk ten onrechte dat hij twee klinkers schrijft, terwijl dit er eigenlijk maar eentje moet zijn. ‘Orka’ spreek je bijvoorbeeld uit als /orkaa/, maar schrijf je toch echt als ‘orka’

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een woord dat aangeeft van welk materiaal iets gemaakt is, heet een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Deze woorden eindigen vaak op -en, zoals ‘de stenen muur’ en ‘de zilveren ketting’.

  • Meervoud zonder klemtoon

Hoort je kind geen klemtoon aan het einde van het woord als hij deze omzet naar het meervoud? Dan schrijft hij één medeklinker in plaats van twee. Zo is ‘haviken’ het meervoud van ‘havik’ en ‘monniken’ het meervoud van ‘monnik’. 

  • Woorden met een b als p aan het eind

Woorden als ‘krab’, ‘club’ en ‘web’ eindigen op een b, maar je kind spreekt deze letter uit als een p. Hierdoor twijfelt je kind mogelijk of hij een b of p schrijft. Laat hem dan proberen het woord langer te maken. Je hoort dan duidelijk de b, zoals bij ‘krabben’.

Regelwoorden in de groepen 4,5,6,7,8

Je kind krijgt vanaf groep 4 te maken met regelwoorden. Tot en met groep 8 maken deze woorden deel uit van de spellinglessen. In iedere groep komen er nieuwe soorten regelwoorden aan bod. Hierdoor weet je kind aan het einde van de basisschool – als het goed is – wat de juiste schrijfwijze is van regelwoorden. In de onderstaande tekst lees je welke regelwoorden er per groep aan bod komen. 

In groep 4 maakt je kind kennis met regelwoorden

Regelwoorden komen voor het eerst aan bod tijdens spelling in groep 4. In deze groep maakt je kind vooral kennis met een aantal van dit soort woorden. Zo wordt er aandacht besteed aan klinkers en medeklinkers, hoofdletters en leestekens, samenstellingen en verkleinwoorden. Andere zaken die in groep 4 aan bod komen en betrekking hebben op regelwoorden zijn: -d of -t aan het eind, enkelvoud/meervoud, stomme e in de laatste klankgroep, korte/lange klank aan het einde van een klankgroep en lange klank achteraan. Daarnaast wordt er in deze groep aandacht besteed aan regelwoorden met f of v en s of z. 

Kennis over regelwoorden wordt verder uitgebreid in groep 5

In groep 5 weet je kind wat regelwoorden zijn. De kennis die je kind al heeft over deze woorden, wordt in deze groep verder uitgebreid. Er wordt in groep 5 namelijk opnieuw aandacht besteed aan klinkers en medeklinkers, hoofdletter en leestekens, samenstellingen, verkleinwoorden, enkelvoud/meervoud, korte/lange klank aan het einde van een klankgroep en lange klank achteraan. Ook leert je kind meer over de stomme e. Ondanks dat de regelwoorden bij spelling in groep 5 veel overeenkomsten vertonen met groep 4, gaat het niveau in deze groep omhoog. Afhankelijk van de methode die een school aanbiedt kan je kind in deze groep ook al te maken krijgen met de s/z- en f/v-wisseling. Er zijn ook methodes waarbij dit in groep 6 pas wordt behandeld.

Herhaling en uitbreiding van kennis over regelwoorden in groep 6

Je kind heeft de afgelopen twee jaar al volop geoefend met regelwoorden en hier gaat hij in groep 6 mee verder. In deze groep oefent je kind onder meer met de regelwoorden die hij in de voorgaande twee groepen al leerde, zoals hoofdletters en leestekens, medeklinkers en klinkers, de stomme e, korte en lange klanken en verkleinwoorden. Daarnaast leert je kind tijdens spelling in groep 6 een aantal nieuwe regelwoorden. Zo komt je kind in deze groep bijvoorbeeld in aanraking met de apostrof s. Er wordt ook aandacht besteed aan komma s aan het begin en eind van woorden. Tot slot gaat je kind in groep 6 ook aan de slag met afkortingen.

In groep 7 komen veel nieuwe regelwoorden aan bod

Groep 7 wordt vaak bestempeld als het moeilijkste jaar van de basisschool. Dit komt onder meer doordat je kind in deze groep veel nieuwe dingen leert. Zo worden er bij spelling in groep 7 veel nieuwe regelwoorden behandeld. Je kind komt bijvoorbeeld in aanraking met de tussen-n en tussen-s en leert of hij woorden los of vast schrijft. Verder wordt de kennis van je kind op het gebied van leestekens uitgebreid. In groep 7 wordt namelijk aandacht besteed aan het gebruik van een trema en koppelteken. Daarnaast leert je kind in groep 7 of 8 wat de regels zijn voor woorden met een j of w als tussenklank en worden hem de afbreekregels bijgebracht. De regelwoorden die je kind in de voorgaande groepen leerde, verdwijnen niet geheel naar de achtergrond. Hier blijft je kind namelijk ook in groep 7 mee oefenen.

In groep 8 komt alles over regelwoorden aan bod

Als je kind overgaat naar het laatste jaar van de basisschool, heeft hij inmiddels flink wat kennis over regelwoorden. De kennis die je kind in de voorgaande groepen opdeed, wordt in groep 8 herhaald. De lessen spelling in groep 8 staan overigens niet alleen maar in het teken van herhaling. Je kind leert namelijk ook nog een aantal nieuwe regelwoorden. In deze groep wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan de juiste schrijfwijze van woorden als ‘alle(n)’, ‘beide(n)’ en ‘enige(n)’. Ook leert je kind in groep 8 wat het verschil is tussen de directe en indirecte rede. Hierdoor heeft hij veel kennis over regelwoorden op het moment dat hij naar de middelbare school gaat. 

Oefenen met regelwoorden

Wil je kind oefenen met regelwoorden? Dat kan spelenderwijs op Squla. Hier zijn voor alle soorten regelwoorden verschillende oefeningen te vinden. Zo kan je kind oefenen met enkelvoud en meervoud, maar ook met samenstellingen en korte en lange klanken. Je kind oefent in de vorm van quizzen, waardoor hij spelenderwijs leert. Voor iedere groep zijn er per categorie verschillende quizzen, waardoor je kind op zijn eigen niveau kan oefenen. Heeft je kind regelwoorden onder de knie? Dan gaat het niveau automatisch omhoog. Hierdoor is oefenen op Squla altijd een uitdaging voor je kind.

Werkbladen regelwoorden

Als je samen met je kind wilt oefenen met regelwoorden, kun je ook gebruik maken van de onderstaande werkbladen. De werkbladen hebben verschillende niveaus, waardoor er altijd een geschikt werkblad voor je kind te vinden is. Download een regelwoorden werkblad en begin direct met oefenen.

FAQ – regelwoorden

Regelwoorden zijn woorden die geschreven worden volgens bepaalde spellingregels. Als je kind wil weten wat de juiste schrijfwijze van regelwoorden is, moet hij weten welke regels er voor deze woorden gelden.

Het verschil tussen regelwoorden en weetwoorden is dat er voor regelwoorden specifieke regels gelden en voor weetwoorden niet. Als je kind wil weten hoe hij een weetwoord schrijft, is het een kwestie van leren en onthouden. Voor de schrijfwijze van regelwoorden kan je kind terugvallen op spellingregels.

Er zijn verschillende soorten regelwoorden. Zo worden klinkers en medeklinkers, afkortingen, samenstellingen, hoofdletters en leestekens, verkleinwoorden, enkelvoud en meervoud, korte en lange klank, apostrof, trema en koppelteken, afbreekregels, alle of allen en directe of indirecte rede tot de regelwoorden gerekend. Hier gelden telkens regels voor.

Je kind komt vanaf groep 4 in aanraking met regelwoorden. In deze groep leert hij eerst de basis van deze woorden. In de hogere groepen wordt de kennis van je kind over regelwoorden steeds verder uitgebreid. Hierdoor is hij bekend met verschillende soorten regelwoorden voordat hij naar de middelbare school gaat.

Je kind kan online quizzen en games spelen die draaien om regelwoorden of werkbladen downloaden. Op deze manier leert hij spelenderwijs en dat zorgt er vaak voor dat hij de materie beter onthoudt dan wanneer hij bijvoorbeeld uit een boek leert. Online regelwoorden oefenen kan op verschillende niveaus, waardoor je kind altijd uitgedaagd wordt.