Squla
Voor alle vakken van de basisschool
Gaat je kind naar groep 3? Dan komt hij in deze groep voor het eerst in aanraking met spelling. Tijdens dit vak leert je kind niet alleen hoe woorden uitgesproken worden, maar ook hoe hij ze schrijft. In deze groep wordt vooral aandacht besteed aan de basis van spelling. Benieuwd wat je kind allemaal leert tijdens spelling in groep 3? Je leest het hier.
In groep 3 komen verschillende soorten woorden aan bod. Verkleinwoorden zijn hier een voorbeeld van. Een verkleinwoord is de verkleinde vorm van een zelfstandig naamwoord. Je kind krijgt in deze groep vooral te maken met hele eenvoudige verkleinwoorden, zoals ‘petje’, ‘broertje’ en ‘aapje’. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan wat verkleinwoorden zijn en hoe ze uitgesproken worden. Je kind leert in groep 3 namelijk ook zelf een zelfstandig naamwoord te verkleinen. Voordat je kind hiermee aan de slag gaat, leert hij eerst dat verkleinwoorden vaak gemaakt worden door -je of -tje achter een zelfstandig naamwoord te plakken.
Tijdens de spellinglessen in groep 3 staan medeklinkers en klinkers centraal. Je kind leert onder meer welke letters in het alfabet medeklinkers en welke klinkers zijn. Hierdoor kan hij ze uit elkaar houden. Je kind leert in groep 3 ook dat woorden bestaan uit een combinatie van medeklinkers en klinkers. Het blijft in deze groep vooral beperkt tot woorden met één lettergreep. In groep 3 krijgt je kind onder meer te maken met de volgende woorden:
Klinkers kunnen zowel een korte als een lange klank hebben. De o kan bijvoorbeeld uitgesproken worden als /oh/, maar ook als /ooh/. In groep 3 wordt uitgelegd wat het verschil is tussen een korte en lange klank. Hier blijft het niet bij, want je kind leert ook wat de juiste schrijfwijze is van woorden met een korte en lange klank. Woorden als ‘bom’ en ‘boom’ verschillen maar één letter van elkaar, maar hebben allebei een andere betekenis. Om verwarring te voorkomen, is het belangrijk dat je kind weet wanneer er sprake is van een korte en lange klank.
De uitspraak van sommige Nederlandse woorden kan ervoor zorgen dat je kind het woord op een verkeerde manier schrijft. ‘Bang’ is een voorbeeld van zo’n woord. Dit woord eindigt weliswaar op één klank, maar je kind schrijft twee letters. In groep 3 wordt hier volop aandacht aan besteed. Het blijft overigens niet beperkt tot de ng-klank, want ook de nk-klankkomt aan bod. Bij het uitspreken van een woord dat eindigt op -nk hoor je /-ngk/. Je kind leert in groep 3 dat ook dit soort woorden op twee letters eindigen. Je hoort namelijk /ngk/ maar tussen de n en de k komt geen g. De g verdwijnt namelijk als je kind een woord met ngk-klank opschrijft. Voorbeelden van woorden met een ng- of -ngk-klank zijn:
Juiste schrijfwijze ng-klank |
Juiste schrijfwijze ngk-klank |
zing |
stank |
tong |
flink |
stang |
denk |
In veel Nederlandse woorden staan twee klinkers achter elkaar, maar er zijn ook woorden waar drie klinkers elkaar opvolgen. Zo zijn -aai, -ooi en -oei voorbeelden van dergelijke combinaties. Woorden kunnen op zo’n klinkercombinatie eindigen, maar de combinatie kan ook middenin het woord staan. In groep 3 komt je kind niet alleen in aanraking met dit soort woorden, maar leert hij ook wat de juiste schrijfwijze ervan is. Voorbeelden van woorden die in deze groep aan bod komen zijn: ‘haai’, ‘kooi’ en ‘doei’