Alles over enkelvoud en meervoud

Enkelvoud en meervoud zijn twee begrippen die tijdens de spellinglessen op de basisschool aan bod komen. Je kind leert onder meer dat zelfstandig naamwoorden en werkwoorden zowel in het enkelvoud als meervoud kunnen staan. Naast de uitleg over deze vormen gaat je kind ook zelf aan de slag met enkelvoud en meervoud. Haalt je kind beide vormen geregeld door elkaar? Dan kan het geen kwaad om hier extra aandacht aan te besteden. Dit doe je door te oefenen met enkelvoud en meervoud. Hier lees je alles wat je moet weten over enkelvoud en meervoud, vind je verschillende voorbeelden en kun je samen oefenen met je kind.

Wanneer schrijf je enkelvoud

Als je kind wil bepalen wanneer hij een werkwoord of zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of meervoud schrijft, leer je hem naar het onderwerp in de zin te kijken. Wanneer het onderwerp één iets of iemand is, gaat het om enkelvoud. Gaat het om meer dan één persoon? Dan betreft het meervoud. Hieronder lees je hoe dit precies in zijn werk gaat wanneer de hoofdpersoon enkelvoud is en wordt er aandacht besteed aan bijzondere gevallen.

Hoofdpersoon enkelvoud

Aan de hand van de persoon waar het in een zin om draait (hoofdpersoon) kan je kind bepalen of hij een werkwoord of zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of meervoud schrijft. Niet ieder werkwoord of zelfstandig naamwoord wordt overigens in het enkelvoud geschreven als de hoofdpersoon slechts één iemand is. Het draait namelijk alleen om het werkwoord of zelfstandig naamwoord dat bij de hoofdpersoon hoort. Hieronder een aantal voorbeelden om dit te verduidelijken.

Hoofdpersoon enkelvoud, werkwoord of zelfstandig naamwoord enkelvoud

  • Ayla wacht bij de bushalte
  • Het schilderij viel van de muur toen Wendy boos de deur dichtgooide. 

Hoofdpersoon enkelvoud, werkwoord of zelfstandig naamwoord meervoud

  • Jan deelt snoepjes uit aan zijn klasgenoten.
  • Evelien had zo’n trek dat ze drie broodjes at. 

Een aantal, een paar, een boel enzovoorts 

Als er ‘een aantal’ in een zin staat, weet je kind mogelijk niet of hij een werkwoord of zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of meervoud schrijft. Kijk maar eens naar de onderstaande twee voorbeeldzinnen:

  • Een aantal leerlingen kwam niet opdagen bij het laatste lesuur.
  • Een aantal leerlingen kwamen niet opdagen bij het laatste lesuur.

In de eerste zin staat de persoonsvorm (kwam) in het enkelvoud en in de tweede zin in het meervoud (kwamen). Vandaag de dag zijn beide schrijfwijzen goed. Dit komt doordat sommige mensen vinden dat ‘een aantal’ enkelvoud is, terwijl anderen van mening zijn dat het meervoud is. Voor ‘een paar’, ‘een boel’ enzovoorts geldt hetzelfde.

Een gedeelte of percentage

Net als ‘een aantal’ kan ook ‘een gedeelte’ of ‘een percentage’ voor onduidelijkheid zorgen. Om te voorkomen dat je kind hiermee de fout in gaat, leer je hem dat hij gedeelten en procenten altijd in het enkelvoud schrijft. De onderstaande voorbeelden maken dit duidelijk. 

  • De helft van de klas zit ziek thuis.
  • 3/4 deel van de klas haalde de toets met gemak. 
  • 98% van de leerlingen gaat over naar groep 5.

Let op: bij concrete aantallen kan het wel zijn dat je kind meervoud schrijft in plaats van enkelvoud:

  • 1 op de 10 kinderen haalt de toets niet (1 is enkelvoud).
  • 9 op de 10 kinderen zijn over naar het volgende jaar (9 is meervoud).

Regels meervoud 

Je weet inmiddels wanneer je kind een werkwoord of zelfstandig naamwoord in het enkelvoud schrijft. Maar hoe zit het eigenlijk met het meervoud? Als jij je kind wilt helpen met oefenen, moet je ook weten wanneer je woorden in het meervoud schrijft en wat het meervoud van een woord is. Gelukkig zijn er regels voor meervoud. Hieronder staan de belangrijkste regels voor meervoud op een rijtje.

  1. Enkelvoud + en

Wordt je kind gevraagd om het enkelvoud van een zelfstandig naamwoord om te zetten in het meervoud? Dan is dit niet bijzonder ingewikkeld. Voor de meeste zelfstandige naamwoorden geldt namelijk dat je kind -en achter het enkelvoud plakt. Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

  • lamp – lampen 
  • schilderij – schilderijen 
  • paard – paarden
  • tand – tanden
  1. Losse klinker + een medeklinker

Soms volstaat het om -en achter het enkelvoud van een zelfstandig naamwoord te plakken, maar dit is niet altijd het geval. Eindigt een een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud op een korte(a, e, o, u, i) gevolgd door een medeklinker? Dan komt er in het meervoud een extra medeklinker bij. Op deze manier blijft de klank behouden en dat voorkomt dat je kind het woord verkeerd schrijft.

  • bal – ballen
  • lip – lippen
  • prullenbak – prullenbakken
  • fles – flessen

Uitzondering op deze regel zijn de woorden die eindigen op -ik. Woorden als monnik en havik krijgen in het meervoud -en. De klemtoon bij deze woorden ligt op de eerste lettergreep. Daarom krijgen deze woorden geen extra medeklinker.

Een zelfstandig naamwoord eindigt in het enkelvoud regelmatig op een enkele klinker gevolgd door een medeklinker, maar kan ook op een dubbele klinker (aa, ee, oo, uu) en een medeklinker eindigen. Als je kind zo’n woord om moet zetten naar het meervoud, maakt hij van de dubbele klinker een enkele klinker. De onderstaande voorbeelden maken duidelijk hoe dit in de praktijk in zijn werk gaat. 

  • koor – koren
  • banaan – bananen
  • knoop – knopen
  • avontuur – avonturen
     
  1. Woorden die eindigen op -ee

Als je kind zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud eindigen op -ee in het meervoud moet zetten, kan dit voor problemen zorgen. Deze woorden hebben namelijk een bijzondere schrijfwijze in het meervoud. Wanneer een woord in het enkelvoud op -ee eindigt, plakt je kind hier in het meervoud -ën achter. Dit betekent dat er driemaal een e achter elkaar komt te staan. Leer je kind aan dat hij een trema op de e plaatst waar de nieuwe klank begint. 

  • fee – feeën 
  • zee – zeeën 
  • trofee – trofeeën 
  • orchidee – orchideeën

Er zijn overigens wel een aantal uitzonderingen om deze regel. Het enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ‘dominee’ is hier een voorbeeld van. Dit woord eindigt weliswaar op -ee, maar toch is domineeën niet juist. Het meervoud is namelijk ‘dominees’.

  1. Woorden die eindigen op ie

In de Nederlandse taal eindigen behoorlijk wat zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud op -ie. Als je kind gevraagd wordt om zo’n woord in het meervoud te zetten, weet hij misschien niet precies hoe hij dit aanpakt. Dat is niet gek, want woorden die in het enkelvoud op -ie eindigen, kunnen in het meervoud een n krijgen en een trema op de e die er staat, ën, of s krijgen. Hieronder lees je wanneer je kind welke uitgang gebruikt.

  • n met een trema op de e die er staat

Je kind schrijft n achter een woord dat in het enkelvoud op -ie eindigt als de klemtoon niet op de laatste lettergreep ligt. Een goed voorbeeld hiervan is het woord ‘bacterie’. De klemtoon ligt hier op ‘te’, waardoor je in het meervoud een n schrijft en een trema op de e zet die er al staat: ‘bacteriën’.

  • ën

Ligt de klemtoon wel op het laatste deel van een woord dat in het enkelvoud op -ie eindigt? Dan krijgt het meervoud ‘ën’. ‘Kopie’ is een voorbeeld van zo’n woord. De enige juiste schrijfwijze van dit woord in het meervoud is hierdoor ‘kopieën’. 

  • s

Als een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud op -ie eindigt, kan deze in het meervoud ook s krijgen. Je kind kan hier geen regels voor aanhouden, dit is namelijk een kwestie van leren en onthouden. Voorbeelden van woorden waarvan het enkelvoud op -ie eindigt en het meervoud s krijgt, zijn:

  • ruzie – ruzies
  • kanarie – kanaries
  • notitie – notities
  1. ‘s of -s en meervoud

Een zelfstandig naamwoord kan in het meervoud ook eindigen op een -s. In sommige gevallen wordt deze letter direct aan het woord vastgeplakt. Als je kind wil weten welke woorden in het meervoud op een -s eindigen, is het een kwestie van leren. Hieronder een aantal voorbeelden van zelfstandige naamwoorden die in het meervoud op -s eindigen. 

  • tralie – tralies
  • computer – computers 
  • cadeau – cadeaus
  • tissue – tissues

Weet je kind dat het meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -s eindigt? Dan plakt hij deze mogelijk altijd aan het woord vast. Toch is dit niet altijd juist. Er zijn namelijk ook zelfstandige naamwoorden die in het meervoud komma s (‘s) krijgen. Het meervoud van een zelfstandig naamwoord krijgt apostrof s als de laatste lettergreep verandert als je kind de -s eraan vast zou plakken. Eindigt het woord op a, o of u dan krijgt het woord in het meervoud ‘s.

  • taxi – taxi’s 
  • baby – baby’s 
  • oma – oma’s
  • pasfoto – pasfoto’s
  • paraplu – paraplu’s
  1. Meervoud uitgang -eren

Naast de uitgangen die we hierboven al aangehaald hebben, kan een zelfstandig naamwoord in het meervoud ook eindigen op -eren’. De onderstaande woorden zijn hier voorbeelden van. 

  • kind – kinderen 
  • goed – goederen 
  • lam – lammeren
  • volk – volkeren 

Sommige zelfstandige naamwoorden kunnen in het meervoud – behalve op de -eren’ – ook nog op een andere uitgang eindigen, zoals -en’. Let op: de betekenis van het woord kan wel anders zijn bij een andere uitgang. 

  • been – beenderen (botten) of benen (lichaamsdelen)
  • blad – bladeren (van een boom) of bladen (tijdschriften)
  1. Meervoud samengestelde woorden

Een samengesteld woord is opgebouwd uit meerdere woorden. ‘Broodmes’, ‘deurbel’, ‘speeltuin’ en ‘zwembroek’ zijn voorbeelden van samengestelde woorden. Omdat zo’n woord uit twee woorden bestaat, weet je kind misschien niet wat het meervoud is. Leer hem dat hij hiervoor altijd naar het laatste woord kijkt.

  • broodmes – broodmessen 
  • deurbel – deurbellen 
  • speeltuin – speeltuinen 
  • zwembroek – zwembroeken
  1. Klinker voor de -y

In de Nederlandse taal komen behoorlijk wat leenwoorden voor. Leenwoorden uit het Engels kunnen op een y eindigen en dat kan voor problemen zorgen als je kind zo’n woord in het meervoud moet zetten. Als er een medeklinker voor de y staat, krijgt het meervoud apostrof s (‘s). Ook als er een klinker voor de y staat, wordt deze gevolgd door een s. Enige verschil is dat deze direct achter de laatste letter komt te staan, dus zonder komma s.

  • segway – segways 
  • essay – essays
  • gay – gays 
  • jockey – jockeys

Woorden die alleen meervoud hebben

Wie denkt dat ieder woord een enkelvoud en meervoud heeft, heeft het mis. Er zijn namelijk ook woorden die alleen een meervoud hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de volgende woorden: 

  • hersenen 
  • ingewanden
  • mazelen 
  • waterpokken

Woorden waar enkelvoud dezelfde vorm is als meervoud

Naast woorden die enkel een meervoudsvorm hebben, zijn er ook woorden waar enkelvoud dezelfde vorm is als meervoud. Je kind krijgt hier vooral tijdens de lessen Engels mee te maken. In deze taal komen namelijk nogal wat woorden voor waarvan het enkelvoud dezelfde vorm is als het meervoud. Dit is bijvoorbeeld bij ‘schaap’ en ‘schapen’ (sheep) het geval, maar ook bij ‘vis’ en ‘vissen’ (fish).

Oefenen met enkelvoud en meervoud

Weet je kind niet precies wat het meervoud is van bepaalde woorden? Oefen hier dan mee op Squla. In de games leert je kind snel dat kasten het meervoud is van kast en dozen het meervoud is van doos. Daarnaast kan je kind op Squla oefenen met woorden die in het meervoud eindigen op ‘s en ën. Bovendien leert je kind hier wat het meervoud van lastige woorden als ‘rund’ en ‘kievit’ is. Op Squla leert je kind spelenderwijs. Zo gaat hij op zoek naar het codewoord en lost hij rebussen en andere puzzels op. Doordat het oefenen leuk is, slaat je kind de stof vaak beter op. 

FAQ – Enkelvoud en meervoud

Om te bepalen of je kind enkelvoud of meervoud schrijft, kijkt hij naar het onderwerp van een zin. Als het om één iets of iemand draait, is het enkelvoud. Wanneer het om meerdere personen, dingen of zaken gaat, schrijft je kind meervoud.

Dat hangt af van het woord waar het om gaat. Als de klank van het woord verandert wanneer je kind er -s aan vastplakt, schrijft hij apostrof s (‘s). Dit is bijvoorbeeld het geval bij woorden als ‘taxi’ (taxi’s) en ‘baby’ ‘baby’s). Bij woorden als ‘tralie’, ‘cadeau’ en ‘tissue’ kan je kind de -s eraan vastplakken.

Sommige mensen vinden dat ‘een aantal’ enkelvoud is, terwijl anderen van mening zijn dat het om meervoud gaat. Vandaar dat beide schrijfwijzen goedgekeurd worden. Dit geldt ook voor ‘een paar’, ‘een boel’ enzovoorts.

Het meervoud van ‘dominee’ is ‘dominees’. Ondanks dat dit woord op een dubbele klinker eindigt, komt er geen -ën achter. Er zijn nog meer woorden die een uitzondering vormen op de regel.

Je kind kan online oefenen met enkelvoud en meervoud. Op het internet zijn verschillende quizzen en spellen te vinden om hiermee te oefenen. Doordat je kind spelenderwijs leert, slaat hij de materie vaak beter op. Hierdoor heeft hij enkelvoud en meervoud vaak snel(ler) onder de knie.