Squla
Voor alle vakken van de basisschool
Voor alle vakken van de basisschool
De directe rede en indirecte rede zijn twee termen waar je kind mee in aanraking komt tijdens de lessen spelling op de basisschool. Omdat deze twee termen nogal veel op elkaar lijken, haalt je kind ze mogelijk door elkaar. Zonde, want de directe en indirecte rede verschillen van elkaar. Daarom staat deze pagina volledig in het teken van de directe en indirecte rede. Er wordt uitgelegd wat beide termen betekenen, je leert de direct rede en indirecte rede herkennen en er worden voorbeelden getoond. Hierdoor wordt het een stuk gemakkelijker om samen met je kind te oefenen met de directe en indirecte rede.
Voordat je samen met je kind aan de slag kunt met de directe en indirecte rede, moet je zelf eerst weten wat de verschillen zijn. Te beginnen met de directe rede. Directe rede betekent dat letterlijk wordt weergeven wat iemand zegt. Het gedeelte dat je kind letterlijk overneemt, wordt ook wel een citaat genoemd.
Om je kind te helpen de directe en indirecte rede uit elkaar te houden, is het handig om te weten hoe je beide vormen herkent. Gelukkig kun je beide vormen herkennen aan een aantal zaken. Een zin in de directe rede heeft:
Een zin in de directe rede is te herkennen aan aanhalingstekens. Het gedeelte dat letterlijk weergeeft wat iemand zegt, plaatst je kind namelijk tussen deze leestekens. De gehele uitspraak van iemand komt tussen aanhalingstekens te staan. Het maakt niet uit of je kind enkele of dubbele aanhalingstekens gebruikt, als hij maar consequent is in het gebruik van dit leesteken.
Naast de aanhalingstekens komt er in een zin in de directe rede vaak een dubbele punt voor. Deze staat altijd voor het citaat. Na de dubbele punt volgt het eerste aanhalingsteken. Tussen deze twee leestekens komt altijd een spatie. Staat de directe rede aan het begin van de zin? Dan heeft de zin vaak geen dubbele punt.
Een zin in de directe rede kan twee hoofdletters bevatten. Dit is het geval als de directe rede niet aan het begin van de zin staat. Als je kind een uitspraak van iemand letterlijk overneemt, begint hij het citaat met een hoofdletter. De hoofdletter volgt altijd na het eerste aanhalingsteken.
Als een zin in de directe rede staat, kan deze eindigen op een punt, vraagteken of uitroepteken. Dit gebeurt overigens niet altijd, maar alleen als dit leesteken bij de uitgesproken zin hoort.
Je kind kan zinnen in de directe rede aan een aantal zaken herkennen. Om je kind een beeld te geven van hoe deze zinnen er uitzien, volgen hier een aantal voorbeelden.
Nu je kind weet wat de directe rede is en hoe je kind deze kan herkennen, wordt het tijd om een blik op de indirecte rede te werpen. Het verbaast je waarschijnlijk niet dat de indirecte rede het tegenovergestelde is van de directe rede. In een zin in de indirecte rede wordt niet letterlijk weergeven wat iemand zegt. Bij deze vorm wordt een bijzin gebruikt om aan te geven dat iemand iets zei.
Aan de hand van de betekenis slaagt je kind er mogelijk niet in om te bepalen of het om de directe of indirecte rede gaat. Gelukkig kun je vaak aan de zin zien om welke vorm het gaat. Een zin in de indirecte rede:
Zinnen in de directe rede bevatten vaak een dubbele punt, aanhalingstekens en een punt, vraagteken of uitroepteken. Als een zin in de indirecte rede staat, ontbreken deze leestekens meestal. Vaak staat er alleen een leesteken aan het einde van de zin.
Als een zin in de indirecte rede staat, staan er vaak woorden als dat of of in de zin. Vaak is dit het eerste woord dat gebruikt wordt om aan te geven dat iemand iets zegt of zei. Staat er geen dat of of in een zin? Dan kan het nog steeds om de indirecte rede gaan.
Je weet nu hoe je een zin in de indirecte rede herkent, waardoor je samen met je kind kunt oefenen. Is het je nog niet helemaal helder hoe een zin in de indirecte rede er precies uitziet? Kijk dan eens naar de onderstaande voorbeelden.
Verwart je kind de directe en indirecte rede vaak met elkaar? Dan kan het geen kwaad om hier extra mee te oefenen. Op Squla oefent je kind spelenderwijs met de directe en indirecte rede. Je kind wordt bijvoorbeeld gevraagd welke zin in de directe of indirecte rede staat. Daarnaast leert hij zelf leestekens op de juiste plek te zetten in een zin in de directe rede en zoekt hij zinnen in de directe en indirecte rede bij elkaar. Oefenen kan op verschillende niveaus, waardoor je kind altijd voldoende uitdaging heeft.
Bij de directe rede neemt je kind letterlijk over wat iemand zegt. ‘Ans vroeg: “Zullen we vanmiddag gaan zwemmen?”’ is een voorbeeld van een zin die in de directe rede staat.
Bij de directe rede neemt je kind niet letterlijk over wat iemand zegt. ‘Ans vroeg of ik vanmiddag mee wilde naar het zwembad’ is een voorbeeld van een zin die in de indirecte rede staat.
Het verschil tussen de directe en indirecte rede is dat je kind bij de directe rede letterlijk overneemt wat iemand zegt, terwijl de indirecte rede geen letterlijke weergave van een uitspraak is.
Je kind herkent de directe rede aan het gebruik van een hoofdletter en leestekens. Zo staat een zin in de directe rede altijd tussen aanhalingstekens. Daarnaast begint de directe rede altijd met een hoofdletter. Als de directe rede niet aan het begin van een zin staat, staat er een dubbele punt voor. Bovendien wordt een directe rede vaak afgesloten met een punt, vraagteken of uitroepteken.
Je kind herkent een zin in de indirecte rede aan de weinige leestekens die zo’n zin bevat. Vaak staat er alleen een punt, vraagteken of uitroepteken aan het einde. Daarnaast kan je kind de indirecte rede herkennen aan de worden dat of of.