Squla
Voor alle vakken van de basisschool
Adaptief leren is een term die in onderwijsland veel voorkomt, wat is het? En waarom wordt adaptief onderwijs zoveel toegepast? In dit blog vertel ik je mijn ervaring als leerkracht met adaptief onderwijs en leg ik de voordelen uit van het zogenaamde ‘leren op maat’.
Adaptief komt van het woord adaptatie dat ‘passend’ betekent. Adaptief onderwijs is een vorm waarbij de lesstof passend is bij het niveau van het kind en is vanaf 1994 bekend geraakt in Nederland door het werk van professor Luc Stevens. Vroeger was het onderwijs er op gericht dat alle kinderen dezelfde dingen moesten kunnen. Tegenwoordig is het onderwijs meer gericht op een passende behoefte van ieder kind. Onderstaande quote inspireerde mij als leerkracht om kinderen passend onderwijs te geven.
Adaptief onderwijs gaat uit van de drie basisbehoeften van kinderen: relatie, competentie en autonomie (Stevens, 2004).
• Een relatie met klasgenootjes of de leerkracht, het kind voelt zich geaccepteerd en voelt dat hij/zij er mag zijn.
• Leren wordt leuker voor een leerling als deze invloed heeft op wat er wordt geleerd en hoe er wordt geleerd, waardoor hij/zij zich competent voelt. Kinderen willen graag laten zien wat ze kunnen. Dat kan het beste als het onderwijs op het niveau is van het kind.
• Autonomie verwijst naar het gevoel van onafhankelijk en zelfstandig zijn. Kinderen willen het gevoel hebben dat ze de dingen zélf kunnen. Zelf kunnen beslissen en zelf keuzes maken. Wanneer een leerling betrokken wordt bij het belang van wat hij leert wordt hij/zij zelfstandiger; autonoom.
Ieder kind leert en ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en manier. Al vanaf baby af aan zie je grote verschillen in de ontwikkeling. Het ene kind loopt al voor het eerste jaar en het andere als hij bijna 2 wordt. Terwijl dit niets zegt over welke baby later de ‘snelste’ hardloper zal worden. En dan willen we zodra ze naar school gaan wél dat alle kinderen hetzelfde beheersen op hetzelfde moment? Gelukkig zie je in onderwijsland steeds meer dat de lesstof wordt opgedeeld in niveaus en ook leerkrachten geven steeds meer op verschillende niveaus les.
In de nieuwe lesmethodes is steeds meer rekening gehouden met de verschillen tussen kinderen. Je ziet vaak dat methodes een les opdelen in 3 niveaus, vaak met sterretjes.
* Is een simpelere opdracht die bijvoorbeeld met een extra instructie van de leerkracht gegeven wordt.
** Is het basisniveau: dat waar de leerkracht naar streeft dat alle kinderen kunnen en die in een groepsinstructie uitgelegd wordt aan de hele klas.
*** Is een moeilijkere opdracht, op een uitdagender niveau voor snelle kinderen of kinderen die de stof al beheersen. Meestal maken alle kinderen de ** opdracht. Degenen die moeite hebben met de leerstof maken de * opdracht en de snelle leerlingen de ***.
Er zijn ook lesmethodes die eerst starten met een ‘eerst proberen’ opdracht. Bijvoorbeeld bij spelling met een klein ‘instapdictee’. Kinderen die 0 of maar 1 foutje hebben mogen direct aan de ** en *** opdracht beginnen en de eerste opdracht overslaan. Kinderen die meer foutjes hebben in het dictee krijgen een extra uitleg van de leerkracht en maken de * en de ** opdracht. Hierbij is er veel aandacht voor samenwerken en afwisseling. Vooral bij taal, rekenen en spelling zijn de lesboeken op deze manier uitgewerkt.
Als leerkracht van groep 7 had ik vaak kinderen in de klas die zich heel bewust waren dat ze ergens niet goed in waren. Vooral in de bovenbouw krijgen kinderen steeds meer het besef dat ze ergens minder goed in zijn dan hun leeftijdsgenootjes. Het niet begrijpen van de opdracht of een te snel tempo maakt dan extra onzeker. Juist voor deze kinderen is het fijn als ze succeservaring opdoen door eerst een stapje terug te doen in de lesstof. Daarnaast heb je voor sommige vakken eerst beheersing van de basiskennis nodig om verder te komen bij moeilijkere varianten zoals bijvoorbeeld bij rekenen.
Met name voor het vak rekenen is een adaptief aanbod belangrijk. Bij rekenen moet je namelijk de basiskennis beheersen om het volgende stapje te kunnen begrijpen. Het is als het ware een toren. Als de onderste bouwstenen zoals ‘optellen en aftrekken tot 20’ niet beheerst worden, kan de rest van de toren ook niet blijven staan. Sommen zoals 235+684 kun je niet maken als je 5+4 niet begrijpt. Het automatiseren (snel kunnen maken) van dit soort sommen biedt een belangrijke basis om daarna de leerstof van hogere groepen te begrijpen. Daarom is het van belang om bij rekenen terug te gaan naar het niveau waarop het kind vast loopt. En aan het begrip van een stapje terug te werken voordat je verder gaat.
Steeds meer scholen werken met digitale middelen zoals laptops of tablets. Voor deze verwerking zijn ook diverse lesprogramma’s die adaptief werken. Op basis van verzamelde data wordt het leermateriaal realtime aangepast aan wat op dat moment het beste bij het niveau van het kind past. Het aanbod past zich aan in moeilijkheidsgraad, de leerstijl en de voorkeur (verschillende oefeningen) van het kind. Hoe meer data er bekend is over het leergedrag van leerlingen, hoe beter de les aansluit.
Bijvoorbeeld: Bij een fout antwoord, wordt de volgende opgave eenvoudiger of met een extra stukje uitleg. En als een leerling een som goed maakt krijgt hij/zij juist moeilijkere opdrachten. Zo is de leerstof nooit te moeilijk, maar ook niet te makkelijk. En is er balans tussen uitdaging en succeservaring. Wist je dat de online quizzen van Squla ook adaptief zijn? De adaptieve quizzen van Squla passen zich vanzelf in moeilijkheidsgraad aan.
Dit artikel is geschreven door Shelby Vos-van Andel, leerkracht en Intern begeleider in het basisonderwijs.
Ontdek motiverende quizzen en games.
Twijfel je? 14 dagen geldteruggarantie!