Alles over klankgroepen

Bij het uitspreken van een woord zijn vaak verschillende delen hoorbaar. Ieder uitgesproken deel staat ook wel bekend als klankgroep. De basis van een klankgroep wordt gevormd door een klinkerklank. Als een woord één klinkerklank heeft (bank, pot), heeft het ook maar één klankgroep. Zijn er twee of meer klinkerklanken hoorbaar (banken, potten)? Dan is er sprake van meerdere klankgroepen. Wanneer je kind klankgroepen niet begrijpt, kan dit voor problemen bij het spellen van woorden zorgen. Een groot deel van de Nederlandse spellingregels is namelijk gebaseerd op klankgroepen. Vandaar dat je op deze pagina alles leest over klankgroepen. Hierdoor kun jij je kind helpen om hiermee te oefenen.

Soorten klankgroepen

Wie denkt dat er slechts één klankgroep is, heeft het mis. De Nederlandse taal kent namelijk verschillende soorten klankgroepen. Zo kunnen woorden bijvoorbeeld een open en gesloten klank hebben en uit twee- of meertekenklanken bestaan. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen woorden met twee klankgroepen en woorden met drie klankgroepen. Hieronder lees je meer over de verschillende soorten klankgroepen.

Gesloten en open

Woorden kunnen zowel een gesloten als open klankgroep hebben. Er is sprake van een gesloten klankgroep als een klankgroep eindigt op een korte klank. Een open klankgroep is juist een klankgroep die eindigt op een lange klank. Hieronder volgen voorbeelden van zowel gesloten als open klankgroepen.

Gesloten

Het woord ‘bakker’ bestaat uit de klankgroepen ‘ba’ en ‘kker’. Omdat de eerste klankgroep eindigt op de korte klank /a/, is hier sprake van een gesloten klankgroep. De dubbele k zorgt ervoor dat het woord op de juiste manier uitgesproken wordt. 

Open

Het woord ‘slager’ bestaat uit de klankgroepen ‘sla’ en ‘ger’. Omdat de eerste klankgroep eindigt op de lange klank /aa/, is hier sprake van een open klankgroep. Vandaar dat er na de a slechts één medeklinker volgt. 

Twee klankgroepen

‘Bakker’ en ‘slager’ behoren tot de woorden met twee klankgroepen. Ze bestaan namelijk allebei uit twee delen: ‘ba-kker’ en ‘sla-ger’. Van dit soort woorden komen er in de Nederlandse taal nog duizenden voor. Als je kind de juiste schrijfwijze van een woord met twee klankgroepen wil bepalen, kijkt hij of het om een gesloten of open klank gaat. ‘Bakker’ krijgt een dubbele k omdat de eerste klankgroep (ba) op een kort a-klank eindigt. Bij ‘slager’ eindigt de eerste klankgroep (sla) juist op een lange a-klank, waardoor dit woord maar één medeklinker krijgt.

Gesloten

Open

ta-mme

ka-le

be-dden

le-ven

di-kke

po-len

sto-kken

stu-ren

ku-nnen

bo-men

Drie klankgroepen

Naast woorden met twee klankgroepen zijn er ook woorden met drie klankgroepen. Het spellen van een woord dat uit drie klankgroepen bestaat, levert geregeld problemen op bij kinderen. Dit komt vooral doordat deze woorden langer zijn dan woorden met twee klankgroepen. Daarnaast kan de uitspraak ervan verwarring over de schrijfwijze tot gevolg hebben. Hieronder een aantal voorbeelden van woorden met drie klankgroepen.

Gesloten

Open

ru-bber-boot

ho-pe-lijk

ste-kker-doos

ro-zen-geur

ma-kke-lijk

ma-ne-schijn

ki-bbe-ling

ju-we-len

Tweetekenklanken

Tweetekenklanken zorgen er geregeld voor dat kinderen een woord verkeerd spellen. Dit komt doordat zo’n klank is opgebouwd uit twee tekens. Voorbeelden van tweetekenklanken zijn /oe/, /au/, /eu/, /ei/, /ij/, /ng/, /nk/ en /ch/. Leer je kind dat een klankgroep altijd eindigt na de hele tweetekenklank en dat hij het woord altijd schrijft zoals hij het hoort. De onderstaande voorbeelden maken duidelijk hoe tweetekenklanken geschreven worden.

  • koe-ken
  • dui-ze-lig
  • pij-len
  • neu-zen
  • ding-en
  • bank-en
  • lach-en

Meertekenklanken

Naast tweetekenklanken krijgt je kind tijdens onder andere spelling in groep 4 te maken met meertekenklanken. Voorbeelden hiervan zijn: /aai/, /eeuw/, /ouw/, /auw/ en /oei/. Een woord met zo’n klank wordt altijd na een meertekenklank afgebroken. Dit ziet er in de praktijk als volgt uit: 

  • koei-en
  • leeuw-en
  • ge-bouw-en
  • kraai-en
  • ver-nieuw-en

Lange klanken en korte klanken

Binnen klankgroepen wordt onderscheid gemaakt tussen lange en korte klanken. Kent je kind het verschil tussen deze klanken (nog) niet goed genoeg? Laat hem dan woorden als ‘ballen’ en ‘balen’ en ‘dollen’ en ‘dolen’ hardop uitspreken. Deze woorden verschillen weliswaar maar één letter van elkaar, maar toch hebben ze een andere klank en betekenis. Bij ‘ballen’ en ‘dollen’ is sprake van een korte klank, terwijl ‘balen’ en ‘dolen’ een lange klank hebben. 

Als je kind klankgroepen wil herkennen, is het belangrijk dat hij eerst het verschil tussen korte en lange klanken kent. Hieronder volgen nog een aantal voorbeelden, zodat je hierbij kunt helpen.

Kort

Lang

bakken

verteren 

vertellen

talen

slippen

vegen

kloppen

muren

Aan het einde van klankgroep

Als je kind klankgroepen onder de knie wil krijgen, is het belangrijk dat hij weet hoe hij het einde van een klankgroep bepaalt. Woorden die op een korte klank (a, e, i, o, of u) eindigen, breekt je kind vaak af na deze klank: ‘ba-llen’, ‘ti-llen’, ‘le-ggen’. Is er sprake van een lange klank (aa, ee, oo, uu)? Dan wordt een woord over het algemeen ook na deze klank afgebroken: ‘wo-nen’, ‘le-ven’, ‘e-ten’, ‘tu-ren’.

Het kan ook voorkomen dat er in het midden van een woord twee of meer medeklinkers achter elkaar staan. ‘Minste’ is hier een goed voorbeeld van. Doordat de n, s en t elkaar opvolgen, weet je kind mogelijk niet wat het einde van een klankgroep is. Mogelijk denkt hij dat het ‘mi-nste’ is, maar dat klopt. niet. Als er meerdere medeklinkers achter elkaar staan, eindigt de klankgroep altijd na de eerste medeklinker van de reeks. Bij ‘minste’ ziet dit er als volgt uit: ‘min-ste’.

Oefenen met de korte en lange klank

Squla biedt je kind de mogelijkheid om op een leuke manier online te oefenen met de korte en lange klank. Zo kan je kind onder meer een quiz spelen die volledig in het teken staat van korte en lange klanken aan het einde van een klankgroep. Daarnaast kan je kind op Squla verschillende spellen spelen waarin klankgroepen centraal staan. Welk woord kun je maken met bepaalde letters en wat is de oplossing van het codewoord? Als je kind hiermee aan de slag gaat, oefent hij op een leuke manier. Hierdoor heeft hij klankgroepen en korte en lange klanken binnen de kortste keren onder de knie.

FAQ – Klankgroepen

Klankgroepen zijn stukjes van een uitgesproken woord. Een klankgroep ontstaat als je kind een woord uitspreekt in delen. Er zijn klankgroepen met één klinkerklank (dak, pol) en woorden met twee of meer klinkerklanken (daken, pollen).

Het verschil tussen een gesloten en open klank zit hem in de manier waarop de laatste klinker van een klankgroep wordt uitgesproken. Als deze een korte klank heeft, is er sprake van een gesloten klankgroep. Bij een lange klank gaat het om een open klankgroep.

Meertekenklanken zijn klanken als /aai/, /eeuw/, /ouw/, /auw/ en /oei/. Je kind breekt een woord met zo’n klank altijd af na de meertekenklank. Voorbeelden van woorden met een meertekenklank zijn: koeien, leeuwen, gebouwen, kraaien en vernieuwen.

Het verschil tussen een korte en lange klank zit hem in de uitspraak van een woord. Als een woord een korte klank heeft, spreekt je kind de klinker(s) kort uit (ballen, bellen, bollen). Bij een lange klank wordt de klinker juist lang uitgesproken (balen, velen, dolen).

Ja, je kind kan online met klankgroepen oefenen. Op het internet kom je allerlei interactieve quizzen tegen. Deze staan volledig in het teken van lange klanken, korte klanken en klankgroepen. Je kind leert op een leuke manier, waardoor hij de materie vaak beter onthoudt.