Tussenwerpsels

Het tussenwerpsel is misschien niet de meest bekende woordsoort, maar toch krijgt je kind er op de basisschool wel mee te maken. Het is belangrijk om te weten dat tussenwerpsels geen grammaticale functie hebben. Ze hebben geen directe relatie met de zin waarin ze staan en kunnen bovendien als zelfstandige uitroep fungeren. Weet je kind (nog) niet precies wat tussenwerpsels zijn? Of wil je kind oefenen met deze woordsoort? Lees dan vooral verder. Deze pagina staat namelijk geheel in het teken van tussenwerpsels. Hier staan alle tussenwerpsels op een rijtje inclusief voorbeelden. Ook wordt er antwoord gegeven op veelgestelde vragen over tussenwerpsels.

Alle tussenwerpsels op een rijtje

Omdat tussenwerpsels geen grammaticale functie hebben in een zin, denk je mogelijk dat er slechts één soort van is. Dit is niet het geval, want er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten tussenwerpsels. Benieuwd welke soorten er allemaal zijn? Hieronder staan ze op een rijtje. Bij iedere soort wordt een voorbeeld gegeven, zodat het een stuk makkelijker wordt om een tussenwerpsel te herkennen.

  • Communicatieve functie: woorden die gebruikt worden wanneer mensen met elkaar communiceren. 
    Voorbeelden: foei, welja, niet?, proost.
  • Menselijke geluiden: woorden die gebruikt worden om geluiden die mensen (kunnen) maken in een zin te verwerken, zoals lachen, hikken en niezen.
    Voorbeelden: haha, hihi, hik, hatsjie.
  • Dierlijke geluiden: woorden die gebruikt worden om geluiden die dieren maken in een zin te verwerken, zoals het geluid van een koe, schaap, kat of hond.
    Voorbeelden: moeh, mèèèh, miauw, woef.
  • Andere geluiden: woorden die gebruikt worden om geluiden van voorwerpen te verwerken in een geschreven of gesproken zin. Denk hierbij aan geluiden die een klok, deurbel of telefoon maken.
    Voorbeelden: tik-tak, ding-dong, tring-tring.
  • Bewegingen: woorden die gebruikt worden om geluiden van bewegingen na te bootsen, zoals het rennen of springen.
    Voorbeelden: wam, taktaktak, hop, woeps.
  • Emotionele lading: woorden die gebruikt worden voor krachttermen en uitroepen van bijvoorbeeld pijn en vreugde.
    Voorbeelden: tsjakka, au, yes.
  • Samenstellingen en combinaties: woorden waarvan de componenten niet identiek zijn en afzonderlijk van elkaar voor kunnen komen.
    Voorbeelden: welja, jawel, nee maar, toe maar.

Enkele voorbeeldzinnen

Doordat je inmiddels weet welke soorten tussenwerpsels er allemaal zijn, kun je je kind helpen bij het oefenen met deze woordsoort. Als je het zo goed en duidelijk mogelijk uit wilt leggen, kun je vast en zeker nog wel wat voorbeelden gebruiken. Daarom vind je hieronder een lijst met voorbeeldzinnen waarin een tussenwerpsel staat.

  • Foei, dat mag je niet doen!
  • Dat is een goeie mop, haha
  • Miauw’, mauwde de kat  voor de dichte deur.
  • De postbode belde aan: ding-dong .
  • Hou het tempo vast, hop hop hop!’, riep de trainer naar zijn pupil. Yes, we hebben gewonnen!
  • Welja, pak er nog maar eentje.

Veelgestelde vragen over tussenwerpsels

Tussenwerpsels zijn woorden die geen grammaticale functie hebben in een zin. De relatie met de zin waarin ze staan ontbreekt en bovendien kunnen tussenwerpsels als zelfstandige uitroep fungeren. Voorbeelden van tussenwerpsels zijn ‘proost’, ‘yes’, ‘auw’ en ‘kukeleku’.

Je kind kan te maken krijgen met de tussenwerpsels met een communicatieve functie, menselijke geluiden, dierlijke geluiden, andere geluiden, geluiden van bewegingen, tussenwerpsels met een emotionele lading en samenstellingen en combinaties. 

Tussenwerpsels met een emotionele lading hebben betrekking op iemands emoties. ‘Auw’ is een voorbeeld van een tussenwerpsel met emotionele lading. Dit geldt ook voor ‘yes’ en ‘hoera’.

Tussenwerpsels met een communicatieve functie worden gebruikt om de communicatie tussen personen te verduidelijken. Voorbeelden van tussenwerpsels met een communicatieve functie zijn ‘proost’ en ‘niet’.

Je kind herkent tussenwerpsels door goed naar een zin te kijken. Deze woordsoort staat namelijk buiten de zinsvolgorde. Dit betekent dat tussenwerpsels voor of na een zin geplaatst kunnen worden zonder dat dit gevolgen heeft voor de zinsvolgorde.