Alles over vormen van vraagzinnen en vertelzinnen

Tijdens de lessen taal op de basisschool leert je kind niet alleen woorden, maar ook zinnen. Hierdoor leert hij onder meer dat er twee verschillende soorten zinnen zijn: vertelzinnen en vraagzinnen. In een vertelzin wordt iets verteld, terwijl er in een vraagzin juist iets gevraagd wordt. Je kind kan deze zinnen uit elkaar houden door naar het leesteken te kijken waarmee een zin eindigt. Vertelzinnen eindigen namelijk met een punt, vraagzinnen met een vraagteken. Wil je kind meer weten over deze soorten zinnen? Lees dan vooral verder. Deze pagina staat namelijk volledig in het teken van vraagzinnen en vertelzinnen.

Een vraagzin

De naam van deze zin verklapt eigenlijk al wat voor een soort zin het is. Met een vraagzin wordt namelijk iets gevraagd aan iemand. Dit betekent automatisch ook dat je een antwoord verwacht van iemand als je een vraagzin stelt. Omdat er een vraag wordt gesteld, eindigt een vraagzin altijd met een vraagteken. Hierdoor kan je kind vraagzinnen eigenlijk altijd in één oogopslag herkennen. Je kind hoeft alleen te kijken of er een vraagteken achter de zin staat. Is dit het geval? Dan gaat het om een vraagzin. Een vraagzin heet ook wel een zin in de vragende wijs. Wanneer de zin eindigt met een punt, is er sprake van een vertelzin. 

Soorten vraagzinnen

Niet alle vraagzinnen zijn hetzelfde, er wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten vraagzinnen. Om het overzichtelijk te houden, staan de verschillende soorten vraagzinnen hieronder op een rijtje.

  • Ja/nee-vraag
    Een eerste vraagzin waar je kind tijdens taal op de basisschool mee te maken kan krijgen, is de ja/nee-vraag. Wanneer er sprake is van zo’n vraagzin, wordt een bevestigend of ontkennend antwoord gevraagd. Degene aan wie je de vraag stelt, kan deze alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden. Om te bepalen of er sprake is van een ja/nee-vraag, kijkt je kind naar het eerste woord. Dit soort vraagzinnen begint namelijk altijd met een werkwoord.
  • Is deze fiets van Anne?
  • Blijven jullie van de taart af?
  • Heeft Achmed jou gebeld?

  • Open vraag
    Begint de vraagzin niet met een werkwoord? Dan gaat het om een open vraag. Open vragen beginnen altijd met een vraagwoord, zoals ‘wie’, ‘wat’, ‘waar’ of ‘hoe’. Hierdoor kan je kind er niet simpelweg met ‘ja’ of ‘nee’ op antwoorden. Het antwoord op een open vraag kan één woord zijn, maar het antwoord kan ook uit meerdere zinnen bestaan.
  • Wie heeft dit gedaan?
  • Hoe heet je?
  • Waar ga je heen?

Lijst van vraagwoorden

Hierboven las je al dat open vragen altijd beginnen met een vraagwoord, maar er is meer. Er zijn namelijk verschillende soorten vraagwoorden. Zo kan een open vraag beginnen met een vragend voornaamwoord, een vragend bijwoord, een vragend voornaamwoordelijk bijwoord of een vragende telwoord. Hieronder volgen per vraagwoord een aantal voorbeelden. 

  • Vragend voornaamwoord: wie, wat, welk(e), wat voor (een) en wiens.
  • Vragend bijwoord: waar, wanneer en hoe. 
  • Vragend voornaamwoordelijk bijwoord: waarvan, waarmee, waarin, waarvoor, waarom etc.  
  • Vragend telwoord: hoeveel. 

Vertelzinnen

Naast vraagzinnen kan je kind ook te maken krijgen met vertelzinnen. In dit type zin wordt geen vraag gesteld, maar wordt iets verteld. Bij een vertelzin wordt niet om een reactie gevraagd, terwijl dit bij een vraagzin wel het geval is. Je kind kan vertelzinnen en vraagzinnen overigens makkelijk uit elkaar houden door naar het leesteken te kijken waarmee een zin eindigt. Een vertelzin eindigt namelijk niet met een vraagteken, maar met een punt. Een vertelzin heet ook wel een zin in de aantonende wijs.

Voorbeelden van vertelzinnen
Nu je weet wat vertelzinnen zijn, kun jij je kind hier alles over leren. Om ervoor te zorgen dat je kind begrijpt wat een vertelzin is, staan hieronder een aantal voorbeelden op een rijtje.

  • De man stapt in de bus.
  • Marco eet vanavond patat.
  • Janek geeft zijn moeder een kus.

Verschil tussen vertelzin of bevelzin

Naast een vertelzin kan er ook sprake zijn van een bevelzin. De naam geeft eigenlijk al aan om wat voor soort zin het gaat. In een bevelzin wordt namelijk een bevel gegeven. Hierdoor verschilt een bevelzin van een vertelzin. Het verschil met een vertelzin is onder meer dat een bevelzin altijd begint met een werkwoord. Bovendien ontbreekt het onderwerp (het  ‘wie’-deel) in zo’n zin. Ook het leesteken waarmee zo’n zin afgesloten wordt, verschilt. Waar een vertelzin met een punt eindigt, staat er achter een bevelzin juist een uitroepteken.

Een bevelzin heet ook wel een zin in de gebiedende wijs. 

  • Niks zeggen!
  • Ga weg!
  • Laat de hond uit!

Je kind leert op school ook om een bevelzin om te zetten in een vertelzin of een vraagzin. Maak maar eens een vraagzin en een vertelzin van de volgende bevelzin: ‘Eet je bord leeg!’

  • Vraagzin: ‘Eet jij je bord leeg?’
  • Vertelzin: ‘Ik eet mijn bord leeg.’

Oefenen met vraag- en vertelzinnen

Wil je kind meer extra oefenen met vraag- en vertelzinnen? Laat hem dan de quizzen op Squla spelen. Kies welke zin een vertelzin is, geef aan welk leesteken bij welke zin hoort of kleur de vertelzinnen oranje en de vraagzinnen geel. Doordat er geen tijd verbonden is aan het beantwoorden van de vragen, leert je kind bovendien op zijn eigen tempo. Na het beantwoorden van vragen volgen weetjes over vraag- en vertelzinnen, zodat je kind hier veel over opsteekt. Hierdoor lukt het hem vast en zeker om vraag- en vertelzinnen snel uit elkaar te houden.

Veelgestelde vragen over vraagzinnen en vertelzinnen

Wat is een vraagzin?

Een vraagzin is een zin waarmee je iets vraagt aan iemand. Zo’n zin eindigt altijd met een vraagteken, waardoor je kind een vraagzin makkelijk kan herkennen.

Wat is een vertelzin?

Een vertelzin is een zin waarmee je iets vertelt aan iemand. Waar er bij een vraagzin een antwoord verwacht wordt, is dit bij een vertelzin niet het geval. Een vertelzin eindigt altijd met een punt, waardoor je kind zo’n zin makkelijk herkent. 

Wat is het verschil tussen een vertelzin en een bevelzin?

Vertelzinnen en bevelzinnen verschillen op meerdere punten van elkaar. Zo begint een bevelzin altijd met een werkwoord, terwijl dit bij een vertelzin niet zo hoeft te zijn. Daarnaast heeft een bevelzin geen onderwerp (het wie-deel) en eindigt hij altijd met een uitroepteken.

Wat zijn open en gesloten vragen?

Een gesloten vraag is een vraag waar alleen met ‘ja’ of ‘nee’ op geantwoord kan worden, terwijl dit bij een open vraag niet het geval is. Het antwoord op een open vraag kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere zinnen.

Welk leesteken wordt gebruikt bij een bevelzin?

Wanneer er sprake is van een bevelzin, wordt er altijd een uitroepteken gebruikt. Het bevel van de zin wordt extra kracht bijgezet door dit leesteken. Een uitroepteken staat altijd aan het einde van een bevelzin.